ECLI:NL:CRVB:2011:BR0658
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van onverschuldigd betaalde WW-uitkering wegens schending inlichtingenplicht
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een onverschuldigd betaalde WW-uitkering aan appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond. Appellant ontving vanaf 1 oktober 2007 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW), maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat hij in die periode volledig werkzaam was in de broodjeszaak van zijn echtgenote, wat hij niet had gemeld. Het Uwv heeft appellant een terugvordering opgelegd van € 30.637,88 en een boete van € 2.269,- wegens schending van de inlichtingenplicht. De rechtbank heeft de besluiten van het Uwv bevestigd, en appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting heeft appellant erkend dat hij zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. De Centrale Raad van Beroep heeft de bevindingen van het Uwv onderschreven, waarbij het Uwv op basis van een onderzoek, inclusief getuigenverklaringen, tot de conclusie kwam dat appellant gedurende de openingstijden van de broodjeszaak werkzaam was. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht tot intrekking en terugvordering is overgegaan, en dat er geen dringende redenen waren om hiervan af te zien. De opgelegde boete wordt ook als evenredig beschouwd, gezien de ernst van de overtreding.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellant ongegrond. De Raad benadrukt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de schatting van zijn werkzaamheden onjuist was, en dat hij verantwoordelijk is voor de onjuiste informatieverstrekking op zijn werkbriefjes. De uitspraak is gedaan op 6 juli 2011.