ECLI:NL:CRVB:2010:BL0246

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2605 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten van echtscheiding naar Marokkaans recht

In deze zaak heeft appellante, woonachtig te Groningen, op 23 november 2006 bijzondere bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor kosten die verband houden met een echtscheiding naar Marokkaans recht. De kosten omvatten onder andere vertalingen, geboorteaktes van de kinderen, reiskosten, legalisatie van documenten en extra telefoonkosten. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen heeft de aanvraag op 29 november 2006 afgewezen, omdat de kosten niet als noodzakelijk werden aangemerkt. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 5 april 2007, heeft appellante beroep aangetekend bij de rechtbank Groningen, die op 21 maart 2008 de uitspraak van het College bevestigde.

Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting op 1 december 2009 was appellante niet aanwezig, maar het College werd vertegenwoordigd door een advocaat. De Raad heeft in zijn overwegingen het territorialiteitsbeginsel van de WWB in acht genomen, dat stelt dat bijstandsverlening niet mogelijk is voor kosten die niet aan Nederland zijn verbonden. De Raad concludeert dat de kosten voor de echtscheiding naar Marokkaans recht niet aan Nederland zijn verbonden, aangezien het huwelijk van appellante naar Nederlands recht reeds was ontbonden.

De Raad heeft ook gekeken naar de mogelijkheid van bijstandsverlening op basis van zeer dringende redenen, zoals vermeld in artikel 16 van de WWB. De Raad oordeelt dat er geen acute noodsituatie is aangetoond die bijstandsverlening rechtvaardigt. De aanvraag voor bijzondere bijstand is derhalve terecht afgewezen. De uitspraak van de rechtbank Groningen wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

08/2605 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 21 maart 2008, 07/391 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen (hierna: College)
Datum uitspraak: 12 januari 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B. van Dijk, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2009. Appellante is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.A. Jalving, werkzaam bij de gemeente Groningen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft op 23 november 2006 bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd voor kosten die verband houden met een echtscheiding naar Marokkaans recht, waaronder kosten van vertaling, kosten van geboorteaktes van de kinderen, reiskosten, kosten van legalisatie van documenten en extra telefoonkosten.
1.2. Bij besluit van 29 november 2006 heeft het College de aanvraag van appellante afgewezen. Hieraan heeft het College ten grondslag gelegd dat de kosten niet als noodzakelijk worden aangemerkt.
1.3. Bij besluit van 5 april 2007 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 29 november 2006 ongegrond verklaard met dien verstande dat het College de afwijzing van de aanvraag heeft gebaseerd op de overweging dat het aan de WWB ten grondslag liggende territorialiteitsbeginsel aan bijstandsverlening in de weg staat.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 5 april 2007 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In artikel 11, eerste lid, van de WWB is bepaald dat iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, recht heeft op bijstand van overheidswege.
4.2. Volgens vaste rechtspraak sluit het aan de WWB ten grondslag liggende territorialiteitsbeginsel de mogelijkheid tot bijstandsverlening uit ten aanzien van kosten die buiten Nederland zijn opgekomen of die betrekking hebben op kosten die niet aan Nederland zijn verbonden. Naar het oordeel van de Raad zijn de door appellante ten behoeve van de scheiding naar Marokkaans recht te maken kosten niet aan Nederland verbonden, zodat geen plaats is voor bijstandsverlening voor die kosten. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat, blijkens de stukken, het huwelijk van appellante naar Nederlands recht reeds is ontbonden.
4.3. Het eerste lid van artikel 16 van de WWB biedt de mogelijkheid om in afwijking van artikel 11, eerste lid, van de WWB, voor de in geschil zijnde kosten bijstand te verlenen, indien, gelet op alle omstandigheden, zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Blijkens de memorie van toelichting dient dan vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen. In hetgeen appellante heeft aangevoerd ziet de Raad geen zeer dringende reden en in de zin van artikel 16, eerste lid, van de WWB. Ook uit de brief van de (echtscheidings)advocaat mr. De Boer van 15 februari 2007 kan op geen enkele wijze worden afgeleid dat sprake is van een dringende noodzaak om (ook nog) naar Marokkaans recht van echt te scheiden,.
4.4. Het voorgaande brengt mee dat de aanvraag van appellante om bijzondere bijstand terecht is afgewezen.
4.5. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman als voorzitter en R. Kooper en W.F. Claessens als leden, in tegenwoordigheid van B.E. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2010.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) B.E. Giesen.
mm