ECLI:NL:CRVB:2012:BX6066
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- M.C. Bruning
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang na verrekening voorschot WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Alkmaar. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. D. van der Wal, advocaat. De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 2 maart 2010, en de daaropvolgende toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering. Appellant was van mening dat het Uwv hem niet op de juiste wijze had behandeld en dat hij geen voorschot had willen ontvangen, omdat dit tot onzekerheden leidt. Hij stelde dat het Uwv hem onmiddellijk na de beëindiging van de ZW-uitkering een uitkering op grond van de Wet WIA had moeten toekennen.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv appellant een voorschot heeft verleend na de beëindiging van de ZW-uitkering en dat er een verrekening heeft plaatsgevonden met de loongerelateerde WGA-uitkering. De Raad concludeerde dat deze verrekening correct was uitgevoerd en dat de situatie die was ontstaan, ook zou zijn ontstaan indien het Uwv direct een WIA-uitkering had toegekend. Hierdoor had appellant met zijn hoger beroep geen procesbelang, omdat hij niets kon bereiken dat feitelijke betekenis voor hem had. De Raad verklaarde het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en dat klachten over de behandeling door het Uwv via een aparte procedure moeten worden ingediend. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, met T. Hoogenboom als voorzitter, en de leden M.C. Bruning en J. Brand, in aanwezigheid van griffier J.R. Baas.