ECLI:NL:CRVB:2009:BG9682
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- R. Kooper
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Gevolgen van een schriftelijke waarschuwing voor uitkeringsaanspraken onder de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is, tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen ongegrond verklaard. Dit besluit betrof een waarschuwing die appellant had ontvangen omdat hij niet voldeed aan zijn inlichtingenverplichting onder de Wet werk en bijstand (WWB). De waarschuwing werd door het College niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beschouwd, wat leidde tot het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar van appellant.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 5 januari 2009 geoordeeld dat de schriftelijke waarschuwing wel degelijk moet worden beschouwd als een publiekrechtelijke rechtshandeling en daarmee als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De Raad heeft vastgesteld dat de waarschuwing gevolgen kan hebben voor de uitkeringsaanspraken van appellant bij toekomstige vergelijkbare gedragingen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het College opgedragen om een nieuw besluit op het bezwaar van appellant te nemen, waarbij ook het verzoek om vergoeding van kosten in aanmerking moet worden genomen.
Daarnaast heeft de Raad het College veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 644,--, en heeft bepaald dat de gemeente Groningen het griffierecht van in totaal € 145,-- aan appellant moet vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbescherming van appellanten in het bestuursrecht en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met hun besluiten.