In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Participe en de minister van Infrastructuur en Milieu. De zaak betreft een waarschuwing van de minister aan de appellante, waarin werd aangegeven dat zij illegaal taxivervoer verrichtte zonder de vereiste vergunning. De appellante, die vrijwilligers inzet voor het vervoeren van mensen die geen recht hebben op WMO-voorzieningen, ontving op 2 oktober 2014 een brief van de minister waarin zij werd geadviseerd om geen illegaal taxivervoer meer aan te bieden. De minister verklaarde het bezwaar van appellante tegen deze brief niet-ontvankelijk, omdat de brief geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zou zijn.
Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de brief wel degelijk rechtsgevolgen had en dat het een besluit was. Het College heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de brief inderdaad geen besluit was, omdat deze niet gericht was op rechtsgevolg. De waarschuwing was bedoeld om appellante te informeren over de overtreding van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) en bood haar de gelegenheid om haar activiteiten te beëindigen. Het College oordeelde dat de minister terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de brief geen verplichtingen oplegde die niet al voortvloeiden uit de wet.
De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een besluit in de Awb en de voorwaarden waaronder een bezwaar ontvankelijk kan zijn. Het College heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.