ECLI:NL:RBGEL:2016:4400

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 augustus 2016
Publicatiedatum
8 augustus 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1415
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waarschuwing Arbeidsomstandighedenwet als geen besluit in bestuursrechtelijke zin

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland geoordeeld over de vraag of een waarschuwing als bedoeld in artikel 28a van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres, een werkgever, had op 11 februari 2014 een waarschuwing ontvangen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wegens een overtreding van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Eiseres verzocht om intrekking van deze waarschuwing, maar dit verzoek werd door de Minister afgewezen. Eiseres stelde hiertegen beroep in, maar de rechtbank oordeelde dat de waarschuwing geen rechtsgevolgen met zich meebracht en derhalve niet als een besluit kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de waarschuwing slechts een constatering was van een overtreding en dat er geen bindende verplichtingen aan verbonden waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de mogelijkheid voor eiseres om tegen een eventueel later besluit van de Minister, dat wel rechtsgevolgen zou hebben, rechtsmiddelen aan te wenden. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een besluit in de Awb en de voorwaarden waaronder een waarschuwing kan worden beschouwd als een besluit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/1415

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.J. van Zwieten de Blom),
en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te 's-Gravenhage, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 11 februari 2014 aan eiseres een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 28a, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) wegens een overtreding van een voorschrift in het Arbeidsomstandighedenbesluit.
Op 14 maart 2015 heeft eiseres aan verweerder verzocht deze waarschuwing in te trekken.
Bij besluit van 2 november 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 29 januari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2016. Namens eiseres is
[naam] verschenen, bijgestaan door mr. A.J. van Zwieten de Blom, advocaat te Deventer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door R.W.J. Crommelin.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij de waarschuwing, met inbegrip van de weigering om de waarschuwing in te trekken, niet aanmerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hieraan ligt het standpunt van verweerder ten grondslag dat de waarschuwing voor eiseres geen rechtsgevolgen heeft, omdat aan haar geen rechtens bindende verplichting wordt opgelegd, dan wel enig recht aan haar wordt onthouden.
2. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de waarschuwing een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de waarschuwing gelet op artikel 28a, eerste en tweede lid, van de Arbowet een noodzakelijke voorwaarde is voor gebruikmaking van de bevoegdheid tot het geven van een bevel tot staken of niet aanvangen van werkzaamheden door verweerder. Een ander argument dat hiervoor pleit is volgens eiseres dat in artikel 28a, vierde lid, van de Arbowet artikel 5:34, tweede lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing is verklaard. Hiermee is het wettelijk kader geschapen voor een intrekking van de waarschuwing, aldus eiseres.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 28a, eerste lid, van de Arbowet, voor zover hier van belang, kan een daartoe door de minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar, nadat een overtreding van een voorschrift of verbod bij of krachtens deze wet is geconstateerd die bestuurlijk beboetbaar is gesteld, aan de werkgever een schriftelijke waarschuwing geven dat bij herhaling van de overtreding of bij een latere overtreding van eenzelfde in de waarschuwing aangegeven wettelijke verplichting of verbod of bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soortgelijke verplichtingen of verboden, door hem een bevel kan worden opgelegd dat door hem aangewezen werkzaamheden voor ten hoogste drie maanden worden gestaakt dan wel niet mogen worden aangevangen.
Ingevolge artikel 28a, tweede lid, van de Arbowet, voor zover hier van belang, kan door de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, indien een waarschuwing als bedoeld in het eerste lid is gegeven en herhaling van de overtreding of een latere overtreding als bedoeld in het eerste lid is geconstateerd, aan de werkgever bij beschikking een bevel als bedoeld in het eerste lid worden opgelegd dat wordt opgevolgd met ingang van het in de beschikking aangeven tijdstip.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Met het begrip rechtshandeling wordt bedoeld: een handeling gericht op rechtsgevolg.
4. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de waarschuwing geen rechtsgevolgen voor eiseres met zich mee. Uit artikel 28a, tweede lid, van de Arbowet volgt niet dat verweerder bij het constateren van een volgende overtreding van een voorschrift bij of krachtens de Arbowet gehouden is een bevel tot staking of niet aanvangen van werkzaamheden te geven. Verweerder heeft een bevoegdheid hiertoe in het geval eiseres na de waarschuwing een volgende keer een voorschrift overtreedt, hetgeen een apart besluit van verweerder vereist. De rechtbank verwijst naar bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 16 november 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU4598.
Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 januari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BG9682), waarnaar eiseres heeft verwezen, blijkt niet dat sprake is van een dergelijke bevoegdheid van verweerder, zodat deze verwijzing eiseres niet kan baten.
De waarschuwing behelst slechts de constatering van verweerder dat eiseres het Arbeidsomstandighedenbesluit heeft overtreden. Indien de waarschuwing daadwerkelijk wordt gevolgd door een besluit inhoudende een bevel tot staking of niet aanvangen van werkzaamheden, welk besluit voor eiseres wél rechtsgevolgen met zich brengt, kan zij hiertegen rechtsmiddelen aanwenden, waarbij zij ook de aan de waarschuwing ten grondslag liggende feiten en omstandigheden kan betwisten. Anders dan eiseres heeft betoogd, volgt uit de jurisprudentie van de Afdeling en de omstandigheid dat artikel 5:34, tweede lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing is verklaard, niet dat de weigering de waarschuwing in te trekken een besluit is in de zin van de Awb. Ook in dat geval moet beoordeeld worden of het betrokken wettelijk voorschrift aan de weigering de waarschuwing in te trekken een rechtsgevolg verbindt. Anders dan een last onder dwangsom heeft de door verweerder gegeven waarschuwing geen rechtsgevolgen, zodat het onderhavige primaire en bestreden besluit niet kunnen worden gelijkgesteld met de weigering een last onder dwangsom in te trekken. De beroepsgrond faalt.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Vermeulen, voorzitter, mr. L. van Gijn en
mr. M. Stempher, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Bolzoni, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.