ECLI:NL:CRVB:2008:BC2212
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Vordering wegens meerinkomen in het kader van studiefinanciering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vordering van de IB-Groep op betrokkene, die studiefinanciering had ontvangen, ongegrond was. De IB-Groep had betrokkene een vordering wegens meerinkomen opgelegd, gebaseerd op het toetsingsinkomen dat was vastgesteld op € 9.149,59. Betrokkene had bezwaar gemaakt tegen deze vordering, maar dit bezwaar werd door de IB-Groep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde echter dat de vordering van betrokkene op zijn werkgever reeds in 2000 vorderbaar en inbaar was, en vernietigde het besluit van de IB-Groep.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat de IB-Groep niet zonder meer mag afgaan op de gegevens van de belastingdienst bij het vaststellen van het toetsingsinkomen. De Raad benadrukt dat de IB-Groep een eigen onderzoeksplicht heeft en dat de gegevens van de belastingdienst slechts een belangrijke bron zijn. De Raad verwierp het beroep van de IB-Groep dat verwees naar een eerdere uitspraak, omdat deze niet van toepassing was op de vaststelling van het toetsingsinkomen.
De Raad concludeert dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat de IB-Groep een toezegging heeft gedaan dat een verklaring van zijn werkgever voldoende zou zijn om het achterstallige loon niet als toetsingsinkomen mee te nemen. De Raad merkt op dat de vordering van € 690,12 niet als een boete kan worden aangemerkt, maar als een compensatoire vordering. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.