ECLI:NL:CBB:2025:9

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
24/89
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van GLB-steun en de gevolgen van te late aanmelding door een landbouwer

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 14 januari 2025, wordt de zaak behandeld van een landbouwer, aangeduid als Melkveebedrijf [naam 1], die zich had aangemeld voor steun op grond van de Uitvoeringsregeling GLB 2023. De aanmelding werd echter na de uiterste aanmelddatum van 15 juni 2023 ontvangen, wat leidde tot het standpunt van de minister dat de landbouwer geen steun kon aanvragen. Het College oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat het stellen van een uiterste datum legitieme doelen dient, zoals het waarborgen van tijd voor noodzakelijke controles. De landbouwer had zijn aanmelding tijdig moeten indienen om in aanmerking te komen voor de GLB-steun. Het College concludeert dat de te late aanmelding niet leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, vooral gezien het feit dat de aanmelding meer dan vijf weken na de uiterste datum is ontvangen. De omstandigheden die de landbouwer aanvoert, zoals drukte op het kantoor van zijn adviseur, komen voor zijn rekening en risico. Het College wijst ook het beroep op de hardheidsclausule af, omdat de landbouwer geen bijzondere omstandigheden heeft gesteld die toepassing daarvan rechtvaardigen. De minister heeft al een generieke coulance verleend door de aanmeldtermijn te verlengen van 15 mei naar 15 juni. Het College verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de minister.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/89

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen

Melkveebedrijf [naam 1] , te [plaats] ( [naam 1] )

(gemachtigde: mr. S. Tan)
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, de minister

(gemachtigden: mr. M. van den Brink en mr. M.C. Sluijmer)

Procesverloop

Met het besluit van 11 augustus 2023 heeft de minister aan [naam 1] meegedeeld dat de aanmelding voor de basispremie, de extra betaling voor de eerste veertig hectare en de eco-regeling voor 2023 te laat is ontvangen. Om die reden kan [naam 1] voor het jaar 2023 geen steun aanvragen op grond van de Uitvoeringsregeling GLB 2023.
Met het besluit van 20 december 2023 (het bestreden besluit) heeft de minister het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 25 september 2024. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken 24/20, 24/21, 24/46 en 24/51. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigden van [naam 1] en de minister. Van de zijde van [naam 1] is tevens verschenen [naam 2] .
In de zaken 24/20, 24/21, 24/46 en 24/51 wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
Samenvatting
Deze uitspraak gaat over een landbouwer die zich in het eerste aanvraagjaar heeft aangemeld voor steun op grond van de Uitvoeringsregeling GLB 2023, die per 1 januari 2023 in werking is getreden. De aanmelding van de landbouwer voor het aanvraagjaar 2023 is na de uiterste aanmelddatum ontvangen. De minister heeft zich daarom in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de landbouwer voor 2023, vanwege de te late aanmelding, geen steun op grond van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) kan aanvragen. Het College oordeelt dat de minister voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat met het stellen van een uiterste datum voor de aanmelding legitieme doelen worden gediend. Uitgangspunt dient dan ook te zijn dat een landbouwer zijn aanmelding vóór die uiterste datum, in dit geval 15 juni 2023, had moeten indienen om voor GLB-steun in aanmerking te komen. Het College is van oordeel dat het als niet tijdig aanmerken van de aanmelding niet leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Daarbij kent het College gewicht toe aan de omstandigheid dat de aanmelding pas vijf weken na de uiterste aanmelddatum is ontvangen en dat de landbouwer de te late aanmelding mede heeft geweten aan de drukte op het kantoor van zijn adviseur. Die omstandigheid komt voor zijn rekening en risico. Voor het oordeel dat aan het financiële belang van [naam 1] meer gewicht moet worden toegekend dan aan het algemene belang dat de minister dient ziet het College daarom geen grond. Het besluit is ook niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Het College zal het beroep ongegrond verklaren.

Overwegingen

De invoering van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 en het feitelijke verloop van de aanmeldfase
1.1
Per 1 januari 2023 zijn twee nieuwe Europese GLB-verordeningen in werking getreden:
- Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013;
- Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013.
1.2
Pijlers van deze nieuwe GLB-verordeningen zijn het meer resultaatgericht en marktgericht maken van het GLB en het ondersteunen en versterken van duurzaamheid en milieubescherming. Op grond van deze verordeningen beschrijven lidstaten de nationale invulling van het GLB 2023 in een Nationaal Strategisch Plan (NSP), dat door de Europese Commissie wordt goedgekeurd.
1.3
Nederland heeft de definitieve versie van het NSP voor formele goedkeuring ingediend op 30 september 2022. Vervolgens is de nationale invulling van de GLB-verordeningen neergelegd in een ministeriële regeling, gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 29696, van 8 november 2022, namelijk de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 1 november 2022, nr. WJZ/22031065, houdende de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor wat betreft de rechtstreekse betalingen en de conditionaliteiten (Uitvoeringsregeling GLB 2023).
1.4
Met de Uitvoeringsregeling GLB 2023 zijn de regels rondom het aanvragen van GLB-steun ten opzichte van eerdere jaren veranderd. Paragraaf 10 van de toelichting in de Staatscourant luidt voor zover van belang als volgt:
“Om het aanvraagproces maximaal te kunnen ondersteunen […] wordt het aanvraagproces opgeknipt in twee stappen: een aanmelding (voorafgaand aan het aanvraagjaar) en een vooraf gecontroleerde aanvraag. Hierdoor worden fouten in de aanvraag voorkomen en dat zal minder sancties tot gevolg hebben. Gedurende het jaar ontvangt de aanvrager van RVO informatie over welke prestaties RVO wel en niet heeft geconstateerd en dat leidt vervolgens tot een vooraf gecontroleerde aanvraag. Aanpassingen leiden niet meer tot kortingen of sancties, de betaling geschiedt op basis van de uitgevoerde prestatie. De aanmelding bevat een opgave van de regelingen waar de aanvrager aan mee gaat doen en tevens het concept bouwplan en de voorgenomen eco-maatregelen voor het betreffende aanvraagjaar. De aanmelding is de basis voor de controles die vanuit de EU zijn voorgeschreven […] aangevuld met risicogerichte controles op basis van programmatisch handhaven en verantwoord vertrouwen worden ingericht volgens de nationale kaders. Gedurende het aanvraagjaar wordt de aanvrager zo goed mogelijk begeleid naar een foutloze aanvraag. […] Wat gelijk blijft is de peildatum van 15 mei, dat is het moment waarop geen percelen en landschapselementen meer toegevoegd kunnen worden aan de aanvraag. Op dat moment wordt op basis van de RVO registers bepaald wie de beschikking heeft over een perceel of een landschapselement.”
1.5
De Uitvoeringsregeling GLB 2023 bevat, voor zover van belang voor de zaak die hier aan de orde is, een aantal belangrijke wijzigingen ten opzichte van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (oud), zoals de introductie van een nieuwe eco-regeling, het meetellen van landschapselementen als subsidiabele hectare en het integreren van randvoorwaarden en vergroeningsmaatregelen in ‘conditionaliteiten’. Hierover is in de toelichting in de Staatscourant onder meer opgenomen:
“[…] Paragraaf 5 Eco-regeling
De eco-regeling is een nieuw instrument onder de rechtstreekse betalingen. Doel ervan is om boeren te belonen voor investeringen in de leefomgeving. De investeringen moeten bijdragen aan de vijf ecodoelen; klimaat, bodem en lucht, water, landschap en biodiversiteit, zoals opgenomen in het NSP op basis van Verordening (EU) nr. 2021/2115. […] Uitgangspunt bij het ondersteunen van deze transitie is een verschuiving van basispremie naar doelgerichte betalingen, met flexibiliteit voor de boer en zijn of haar omgeving om hun eigen weg naar duurzaamheid te kiezen. […] De activiteiten in de eco-regeling gaan verder dan de conditionaliteiten en zijn hier een aanvulling op. In 2023 worden er 22 eco-activiteiten opengesteld. […] Wanneer een landbouwer voldoet aan de subsidievoorwaarden, inclusief het puntensysteem, kan de aanvrager in aanmerking komen voor een vergoeding op het niveau van brons, zilver, of goud. […] De landbouwer ontvangt een vast eenheidsbedrag per hectare. Het tarief brons bedraagt € 60, het tarief zilver bedraagt € 100, het tarief goud bedraagt € 200. […]
[…] Paragraaf 9 Subsidiabele hectare
Nieuw is dat in deze GLB-periode ook landschapselementen op of grenzend aan landbouwareaal, die ter beschikking van de landbouwer staan, worden gerekend tot de subsidiabele hectare [..]. Het beleid hieromtrent is erop gericht om het behoud van landschapselementen i.c. niet-productieve elementen te stimuleren ten faveure van de biodiversiteit en het beschermen van cultuurhistorisch landschap. [...]
Naast houtige elementen en waterelementen als hoofdcategorieën van landschapselementen wordt ook een aantal elementen als categorie overige onderscheiden. Tot deze laatste restcategorie worden ook ruigtes op landbouwpercelen gerekend. Dit zijn kleine lapjes grond op een landbouwareaal, die niet worden gebruikt voor het telen van een gewas maar wel bijdragen aan de biodiversiteit op het perceel. Ook schouwpaden worden tot overige landschapselementen gerekend en zijn daarmee dus tevens subsidiabel. […] Verder is nieuw dat natte teelten als landbouwproductie worden aangemerkt en daarmee ook tot de subsidiabele hectare worden gerekend. […]
[…] Paragraaf 11 Conditionaliteiten
De inzet van het GLB is bij te dragen aan een land- en tuinbouw sector die kan voorzien in veilig, gezond en betaalbaar voedsel waarbij in de productie rekening wordt gehouden met milieu, dierenwelzijn en dierengezondheid. Vanaf 2005 komen landbouwers alleen in aanmerking voor rechtstreekse betalingen als ze voldoen aan uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen (RBE’s) op deze terreinen en de normen voor een goede landbouw- en milieuconditie van de grond (GLMC’s). Dit pakket normen en eisen werden de randvoorwaarden genoemd. Deze randvoorwaarden worden in het nieuwe GLB ‘conditionalteit’ genoemd en worden, met enkele aanpassingen, gecontinueerd.”
1.6
Voorafgaand aan de publicatie van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 heeft de minister in een brief van 3 oktober 2022 (Kamerstukken II 2022/23, 28 625, nr. 343) aangekondigd dat de aanmeldperiode voor het jaar 2023 zal worden aangepast. Hierin schrijft de minister onder meer:
“Het definitieve kader voor het NSP komt op een moment dat boeren hun bouwplannen voor volgend jaar veelal al hebben gemaakt. Dit zorgt voor onzekerheid bij zowel de boeren als de uitvoeringsorganisaties. Vooral de benodigde aanpassing van de ICT op de nieuwe situatie van de bufferstroken vraagt veel tijd van RVO, tot in februari.
Inzet voor de uitvoering van het nieuwe GLB was dat de aanmelding vervroegd zou worden. Voorzien was dat per 1 oktober met een nieuwe versie van de simulatietool aanvragers in de eigen RVO-omgeving hun situatie voor 2023 konden simuleren […]. Gezien het late moment van besluitvorming van de kaders is deze tijdlijn voor 2023 niet meer haalbaar. Daarom wordt er meer tijd genomen voor de voorbereiding op de ecoregeling en het ANLb. De aanmelding voor de basisbetaling en eco-regeling zal daarom eenmalig van 1 maart tot en met 15 mei via de Gecombineerde Opgave plaatsvinden. […] Door de extra tijd die definitieve besluitvorming over het ingediende NSP heeft gevraagd, zal de definitieve simulatietool niet eerder dan begin februari 2023 beschikbaar zijn. Dit maakt het moeilijk voor bijvoorbeeld de akkerbouw om nu al de noodzakelijke keuzen te maken. [...]
Landschapselementen
In het GLB wordt in 2023 […] de landschapskaart in gebruik genomen. Dit is een registratie van landschapselementen op of direct grenzend aan agrarisch areaal. Hierdoor kunnen deze elementen in aanmerking komen voor de basisinkomenssteun en kan er via de eco-regeling een vergoeding voor beheer worden gegeven. De landschapskaart en de nieuwe onderdelen in het NSP zorgen voor een aanzienlijke aanpassing in de werkwijze en beschikbare informatie in 2023. Het in gebruik nemen van de landschapskaart vraagt bij aanvang van deze GLB-periode een extra administratieve handeling van de aanvragers, afhankelijk van het aantal percelen dat een aanvrager in gebruik heeft. […]
Verlicht sanctieregime
De korte voorbereidingstijd en de hierboven beschreven aanpassingen zorgen voor een grotere kans op administratieve fouten bij de aanvragers. Ook kunnen boeren op dit moment al keuzen gemaakt hebben die niet volledig aansluiten bij wat er in het GLB wordt gevraagd. Onzekerheid hierover kan de ambitie voor ecoregeling en ANLb verminderen. Daarom wordt voorgesteld om 2023 als leerjaar te zien en voor zowel het ANLb, de ecoregeling als basisinkomen steun te werken op basis van verantwoord vertrouwen en te kijken waar dat in 2023 in het sanctieregime kan worden toegepast. Een boer kan immers niet gehouden worden aan eisen waarvan hij niet tijdig op de hoogte was. Hierdoor wordt door middel van controles wel vastgesteld wat niet goed is geregistreerd, maar volgt daar in het eerste jaar niet altijd een sanctie op. […]”
1.7
In een kamerbrief met kenmerk DGA-EIA/ 2254601 van 14 november 2022, kort na de publicatie van de Uitvoeringsregeling GLB 2023, deelt de minister, voor zover van belang, het volgende mee:
“De late afronding van het NSP zorgt voor een beperkte tijd in de voorbereiding naar deze transitie die het GLB beoogt. Ik besef dat hierdoor onzekerheid en zorg bij boeren en collectieven ontstaat. Er zijn mogelijk reeds wintergewassen ingezaaid en bestellingen voor pootgoed geplaatst. Daarom wil ik voor dit nieuwe stelsel het jaar 2023 zien als leerperiode. […]
Nieuwe voorwaarden
In het GLB zitten ook de nodige veranderingen. Ik snap dat boeren daaraan moeten wennen. Daarbij zijn de voorwaarden laat bekend geworden waardoor de tijd voor voorbereiding beperkt is. In het eerste jaar zullen bij het niet voldoen aan nieuwe voorwaarden of de nieuwe GLMC’s in principe waarschuwingen worden gegeven, geen sancties. Dit geeft de kans te wennen aan het systeem. […]
Extra aandacht ingangsjaar 2023
Omdat de aanpassingen in het GLB in een korte tijdspanne gerealiseerd worden, zal mijn ministerie in overleg met RVO treden om te kijken of er nog situaties zijn waar de late bekendmaking van de voorwaarden, de complexe samenhang van regels, of onjuiste registratie in de RVO-systemen voor niet-nakoming zouden kunnen zorgen. Indien die situaties er zijn wil ik in overleg met de sector kijken
naar goede oplossingen. [...]
Communicatie […]
In de brief van 3 oktober bent u geïnformeerd over de tussenversie van de simulatietool die begin november in een geactualiseerde versie door RVO gepubliceerd zou worden. Ik moet uw Kamer laten weten dat het vanwege technische complicaties niet is gelukt de simulatietool in een voor de boer voldoende bruikbare versie begin november beschikbaar te maken. De publicatie van deze tussenversie is met circa een maand vertraagd. Alle inspanningen zijn erop gericht de definitieve versie van de simulatietool vanaf februari 2023 beschikbaar te hebben. Ik realiseer mij dat de latere tussenversie geen goed nieuws is voor de boer. Het geven van duidelijkheid over het NSP heeft mijn volle aandacht en de simulatietool is een belangrijk instrument om deze duidelijkheid te geven.”
1.8
In een kamerbrief met kenmerk DGA-EIA/ 26939641 van 18 april 2023, kondigt de minister een wijziging van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 aan. Daarbij is de periode van indiening van de Gecombineerde opgave (waarvan de aanmelding voor steun in 2023 op grond van het GLB 2023 deel uitmaakte) verlengd tot en met 15 juni 2023. In de brief is samengevat het volgende weergegeven:
“[...] Door de introductie van nieuwe onderdelen is er bij boeren en adviseurs dit jaar de nodige onrust over het werk dat de opgave met zich brengt en over onvolkomenheden in gehanteerde kaarten. Gelet daarop heb ik besloten boeren en adviseurs meer tijd te geven door de periode van indiening dit jaar eenmalig te verlengen tot en met 15 juni 2023.
Achtergrond
Het invullen van de Gecombineerde Opgave vraagt dit jaar meer werk doordat:
- er een nieuwe periode van het GLB begonnen is, dat vraagt meer uitzoekwerk voor o.a. de aangepaste voorwaarden en nieuwe eco-regeling. De eco-regeling wordt daarbij als ingewikkeld ervaren;
- dit jaar voor het eerst de landschapselementen worden geregistreerd;
- boeren voor het eerst te maken krijgen met de bufferstroken uit zowel het GLB als de bufferstrokenregeling (mestwetgeving);
- er late besluitvorming in Brussel plaatsvond over het GLB-NSP en er late duidelijkheid was over de bufferstrokenregeling, waardoor er ook voor RVO beperkte tijd was voor de voorbereidingen en zij niet de gebruikelijke ondersteuning aan boeren konden geven.
[...] Desalniettemin zijn er uitdagingen geweest en bleken op momenten de systemen traag te zijn en was het klantcontact niet altijd bereikbaar. Zo was de site enige tijd onbereikbaar door een Ddos-aanval.”
1.9
Op 6 juni 2023 heeft de minister aan [naam 1] een e-mail verstuurd met - voor zover relevant - de volgende inhoud:
“U heeft zich in de Gecombineerde opgave aangemeld voor de eco-regeling. Door technische problemen zag u misschien een verkeerde gehaalde waarde (brons, zilver of goud).
U heeft percelen opgegeven met eco-activiteiten. In de opgave kunt u nu de punten en gehaalde waarde zien die horen bij uw ingevulde gegevens. De technische problemen zijn opgelost. Om de juiste punten en waarde te zien moet u wel uw percelen controleren en opslaan. […]
Heeft u uw percelen opnieuw opgeslagen? Verstuur dan uw opgave opnieuw. […] Na 15 juni 2023 mag u geen eco-activiteiten meer toevoegen.”
1.1
In een kamerbrief met kenmerk DGA/ 27649459 van 8 juni 2023, dus twee dagen na de in 1.9 weergegeven e-mail, deelt de minister het volgende mee:
“De afgelopen dagen is bij veel boeren onrust ontstaan bij het doen van hun Gecombineerde Opgave. De oorzaak was een fout in de online systemen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) die ertoe leidde dat aanvragers van de eco-regeling een verkeerde eindberekening kregen te zien. Hierdoor zijn helaas veel boeren in onzekerheid gebracht. Nadat de RVO de fout in zijn systeem opmerkte, is 6 juni jl. een e-mail gestuurd naar alle boeren die zich hebben aangemeld voor de eco-regeling. […] Het nieuwe GLB, dat 1 januari jl. van kracht werd, heeft veel nieuwe elementen zoals de eco-regeling en de landschapselementen. […] Ik realiseer me dat deze nieuwe onderdelen in de Gecombineerde Opgave voor boeren en hun adviseurs veel extra administratieve inzet vraagt. Om die reden heb ik in april 2023 al besloten de sluitingsdatum voor het doen van de opgave te verlengen van 15 mei tot 15 juni 2023 om zo aanvragers meer tijd te geven. Dat een technische fout nu leidt tot het verzoek aan aanvragers van de eco-regeling om hun percelen opnieuw te bevestigen en mogelijk aanpassingen te maken betreur ik. Boeren hebben al veel flexibiliteit getoond en het valt me zwaar om opnieuw extra inspanningen van hen te vragen. Om deels hieraan tegemoet te komen, geef ik boeren de in de Gecombineerde Opgave hebben aangegeven dat ze aan de eco-regeling deelnemen, na de sluiting van de gecombineerde opgave op 15 juni twee extra weken om aanpassingen te doen. […] Dat betekent dat alleen aanvragers van de eco-regeling tot 30 juni 2023 de tijd krijgen om eco-activiteiten toe te voegen. […] Ik hecht eraan te benadrukken dat geen enkele aanvrager benadeeld wordt waar het gaat om de te ontvangen GLB-subsidie voor eco-activiteiten. […] Ook zullen administratieve fouten in het aanvraagproces kunnen worden hersteld tot 30 november 2023, zonder dat er sprake is van sancties.”
1.11
De minister heeft de aanmelding van [naam 1] ontvangen op 21 juli 2023. De minister heeft de aanmelding niet geaccepteerd omdat deze na 15 juni 2023 is ontvangen. Dat betekent dat [naam 1] in de aanvraagperiode van 15 oktober tot en met 30 november 2023 geen (toewijsbare) aanvraag op grond van het GLB 2023 heeft kunnen doen.
Wettelijk kader
2.1
Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 – voor zover en ten tijde van belang - doet een landbouwer die aanspraak maakt op betalingen als bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, hiertoe in de periode van 15 oktober tot en met 30 november voorafgaand aan het aanvraagjaar een aanmelding. Op grond van het zevende lid doet de landbouwer die in aanvraagjaar 2023 aanspraak wil maken op betalingen hiertoe, in afwijking van het eerste lid, in de periode van 1 maart tot en met 15 juni 2023 een aanmelding.
2.2
Op grond van artikel 48 (hardheidsclausule) van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 kan de minister afwijken van onder meer artikel 10, eerste en zevende lid, zover de toepassing van deze artikelleden gelet op het doel ervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Artikel 48 biedt de minister volgens de toelichting de grondslag om in uitzonderlijke omstandigheden af te wijken van de in dit artikel genoemde bepalingen.
Beroep op de hardheidsclausule
3.1
[naam 1] stelt dat de minister ten onrechte de hardheidsclausule van artikel 48 van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 niet heeft toegepast. Hij voert daartoe aan dat sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Gedurende het invullen van de Gecombineerde opgave is veel verwarring ontstaan. Regelingen en termijnen werden meermalen aangepast. De systemen liepen vaak vast. Door technische storingen moest het intekenen van landschapselementen vaak opnieuw en er waren problemen met kaartlagen. De RVO was slecht bereikbaar. [naam 1] heeft veel tijd geïnvesteerd in het invullen van de opgave, terwijl het voorjaar ook een drukke periode is voor het landbouwbedrijf. [naam 1] heeft op 6 juni 2023 een e-mail van de minister ontvangen waarin de minister schrijft dat hij zich al heeft aangemeld voor de eco-regeling. Hij is daarom ervan uitgegaan dat de aanmelding al was geregistreerd door de minister. Met de brief van 8 juni 2023 heeft de minister gecommuniceerd dat de termijn voor het registreren van activiteiten voor de eco-regeling was verruimd tot uiterlijk 29 juni 2023. Ook heeft de minister in diverse stukken erop gewezen dat 2023 een leerjaar was en dat bij fouten van de aanvragers coulance zou worden betracht en geen sancties zouden worden opgelegd. Door het niet kunnen aanvragen van GLB-steun in aanvraagjaar 2023 loopt [naam 1] aanzienlijke inkomsten mis. Dat staat volgens hem niet in verhouding tot het te dienen doel van de regeling. [naam 1] wijst er ook op dat met het opknippen van het aanvraagproces in twee stappen de Uitvoeringsregeling GLB 2023 een dubbele toelatingseis kent. Geen enkele andere subsidie kent een aparte aanmeldfase, waarmee een landbouwer kan worden uitgesloten van de subsidie als hij zich niet tijdig aanmeldt. Gelet daarop mag van de minister enige soepelheid worden verwacht.
3.2
De minister stelt zich op het standpunt dat hij terecht geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule en dat de besluiten ook niet in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel. Hij heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Het doel van het hanteren van een uiterste datum voor indiening van de aanmelding is om voldoende tijd te realiseren voor het uitvoeren van de noodzakelijke controles tussen de aanmeld- en de aanvraagfase. Ook kunnen de tarieven van de steun volgens het nieuwe systeem pas worden vastgesteld als de aanmeldingen bekend zijn. Met de verlenging van de aanmeldtermijn van 15 mei naar 15 juni is door de minister al een generieke coulance verleend. Voor verdergaande individuele coulance bestaat geen aanleiding. De minister accepteert late aanmeldingen alleen als sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden. In dat geval past de minister de hardheidsclausule uit artikel 48 van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 toe. Op de zitting heeft de minister toegelicht dat hij voor de toepassing van de hardheidsclausule een afwegingskader hanteert. Daarbij heeft hij erop gewezen dat het Unierecht een strikt overmachtskader hanteert en dat de hardheidsclausule niet moet worden gezien als een ingang om dat kader te verbreden. Bij de vraag of sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden betrekt de minister het gehele individuele feitencomplex. De minister heeft ongeveer 550 te late aanmeldingen ontvangen in 2023. In enkele gevallen zijn deze alsnog geaccepteerd op grond van de hardheidsclausule. [naam 1] heeft echter geen bijzondere, individuele omstandigheden gesteld die aanleiding geven voor toepassing daarvan. Hij heeft ruimschoots de gelegenheid gehad om tijdig zijn GO in te dienen. De minister betreurt dat de e-mail van 6 juni 2023 ook is verstuurd aan landbouwers die nog geen aanmelding hadden gedaan, maar stelt zich op het standpunt dat [naam 1] zelf had moeten weten of hij al een aanmelding hadden ingediend. Hij mocht de e-mail daarom niet opvatten als een bevestiging van aanmelding.
3.3
[naam 1] heeft ruimschoots de gelegenheid gehad om tijdig de GO in te dienen. De minister heeft de aanmelding van [naam 1] pas op 21 juli 2023 ontvangen. Daarbij heeft [naam 1] eerder ook aangegeven dat de te late aanmelding voortkwam uit drukte op het kantoor van de adviseur. Die omstandigheid komt voor zijn rekening en risico.
3.4
Het College overweegt als volgt. De Uitvoeringsregeling GLB 2023 is een ministeriële regeling die de nationaalrechtelijke invulling geeft aan de per 1 januari 2023 in werking getreden Europese GLB-verordeningen. De keuze voor het opknippen van het aanmeldproces in twee stappen, de daarvoor geldende termijnen en het opnemen van een hardheidsclausule zijn nationaalrechtelijke keuzes van de minister geweest.
3.5
Met het stellen van een uiterste datum voor het indienen van een aanmelding voor steun over 2023 op grond van het GLB worden meerdere legitieme doelen gediend, zoals volgt uit de toelichting op de Uitvoeringsregeling GLB 2023, weergegeven onder 1.4, en de nadere toelichting door de minister, weergegeven onder 3.3. Uitgangspunt dient dan ook te zijn dat een landbouwer zijn aanmelding binnen de aanmeldtermijn, in dit geval uiterlijk op 15 juni 2023, moet hebben ingediend om voor GLB-steun over 2023 in aanmerking te komen.
3.6
Het College is van oordeel dat het als niet tijdig aanmerken van de aanmelding van [naam 1] niet leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. De aanmelding is geruime tijd, meer dan vijf weken, na de uiterste aanmelddatum ontvangen. Hierin verschilt de situatie van [naam 1] met de gelijktijdig op de zitting van 25 september 2024 behandelde zaken; het College verwijst naar de uitspraak van heden in de zaken 24/20, 24/21, 24/46 en 24/51 (ECLI:NL:CBB:2025:8 onder 4.3). [naam 1] heeft bovendien verklaard dat de te late aanmelding voortkwam uit drukte op het kantoor van zijn adviseur, wat een omstandigheid is die voor zijn rekening en risico komt. Gelet hierop houdt de te late indiening van de aanmelding door [naam 1] onvoldoende verband met het chaotische verloop van de aanmeldfase door problemen op het gebied van techniek en communicatie. Voor het oordeel dat aan het financiële belang van [naam 1] meer gewicht moet worden toegekend dan aan de legitieme doelen waarop de minister zich heeft beroepen, ziet het College daarom geen grond.
Beroep op verschoonbare termijnoverschrijding
4 [naam 1] heeft een beroep gedaan op de conclusie van de raadsheer advocaat-generaal mr. R.J.G.M. Widdershoven van 7 september 2023 over verschoonbare termijnoverschrijding in het kader van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (ECLI:NL:CBB:2023:476). Het College is het met de minister eens dat deze grond niet slaagt. Het gaat hier namelijk niet om het te laat aanwenden van een rechtsmiddel. De feitelijke omstandigheden die [naam 1] in dit kader naar voren heeft gebracht spelen een rol bij de beoordeling van het beroep van [naam 1] op de hardheidsclausule en op schending van het evenredigheidsbeginsel en worden in dat kader door het College besproken.
Beroep op het schending van het vertrouwensbeginsel
5.1
[naam 1] heeft een beroep gedaan op schending van het vertrouwensbeginsel. In de onder 1.9 bedoelde e-mail heeft de minister meegedeeld dat [naam 1] zijn aanmelding op 6 juni 2023 al had ingediend. Hij voert aan dat hij daaraan het gerechtvaardigde vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat de minister zijn aanmelding tijdig heeft ontvangen. [naam 1] had zijn Gecombineerde opgave al klaargezet op 2 juni 2023. Hij verkeerde daarom in de veronderstelling dat hij de opgave daarmee had ingediend.
5.2
De minister stelt dat er voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel sprake moet zijn van een concrete en ondubbelzinnige toezegging. Die toezegging moet zijn gedaan door een bevoegd persoon, en aan de minister zijn toe te rekenen. De toezegging moet een gerechtvaardigde verwachting hebben gewekt. De minister kan het standpunt van [naam 1] dat hij door de e-mail van 6 juni 2023 in de veronderstelling was dat de Gecombineerde opgave al was ingediend niet volgen. Immers, de e-mail van 6 juni 2023 was een algemene e-mail aan alle landbouwers die zich voor 6 juni 2023 hadden aangemeld, of bezig waren met de aanmelding, voor de eco-regeling. Uit onderzoek van systeemgegevens is gebleken dat [naam 1] op 2 juni 2023 bezig is geweest in ‘Mijn percelen’. Hij heeft op die datum echter geen activiteiten verricht in de Gecombineerde opgave. Die was op dat moment ook slechts deels ingevuld. Tevens is niet gebleken dat [naam 1] in de dagen na 2 juni 2023 maar vóór ontvangst van de e-mail van 6 juni 2023 bezig is geweest in de Gecombineerde opgave. De minister onderschrijft daarom niet dat [naam 1] gerechtvaardigd zou hebben vertrouwd dat er sprake was van een aanmelding voor 6 juni 2023.
5.3
Het College is het eens met de minister. Onder de omstandigheden zoals geschetst door de minister mocht [naam 1] aan de e-mail van 6 juni 2023 niet het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat hij zijn aanmelding al had ingediend.
Beroep op het schending van het zorgvuldigheidsbeginsel
6.1
[naam 1] voert aan dat de minister het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid. Vanwege de bijzondere omstandigheden rondom de invoering van het GLB 2023 had de minister de aanmelding als tijdig moeten aanmerken.
6.2
Van bijzondere omstandigheden is in het geval van [naam 1] niet gebleken. Gelet op hetgeen onder 3.6 is overwogen bestaat geen aanknopingspunt voor het oordeel dat sprake is van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. De beroepsgrond slaagt niet.
Beroep op schending van het evenredigheidsbeginsel
7 [naam 1] heeft ten slotte aangevoerd dat het niet als tijdig aanmerken van zijn aanmelding in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Gelet op de onder 3.6 vermelde omstandigheden volgt het College [naam 1] hierin niet. Ook deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Conclusie
8 De beroepsgronden slagen niet. Het College zal het beroep ongegrond verklaren. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.L. van der Beek, mr. R.W.L. Koopmans en mr. M. Schoneveld, in aanwezigheid van mr. M. Pier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2025.
w.g. H.L. van der Beek w.g. M. Pier