ECLI:NL:CBB:2025:249

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
21/35, 21/242, 21/577, 21/1056 en 21/238, 22/2596
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in bestuursrechtelijke procedures inzake Wet dieren

Op 10 april 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan over de wrakingsverzoeken van [naam 3] en [naam 4], die op 21 en 31 maart 2025 zijn ingediend. De wrakingsverzoeken zijn gedaan in het kader van de zaken 21/35, 21/242, 21/577, 21/1056, 21/238, 21/1375 en 22/2596, die eerder door het College zijn behandeld. De verzoekers stellen dat de betrokken rechters vooringenomenheid vertonen, omdat zij geen uitstel hebben verleend voor de zittingen op 28 november 2024 en 23 januari 2025, waardoor de verzoekers niet konden verschijnen. Dit zou in strijd zijn met het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2022, waarin is bepaald dat een rechter een verzoek om uitstel moet inwilligen als een belanghebbende wegens ziekte niet kan verschijnen.

De wrakingskamer heeft overwogen dat de wrakingsverzoeken niet in behandeling kunnen worden genomen, omdat de einduitspraak in de hoofdzaak al openbaar was gemaakt voordat de verzoeken werden ingediend. Dit is in overeenstemming met artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat er geen reden is om anders te oordelen en heeft de verzoeken van [naam 3] en [naam 4] afgewezen. De beslissing is genomen door mr. S.C. Stuldreher, mr. H.O. Kerkmeester en mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van griffier J.W.E. Pinckaers.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 21/35, 21/242, 21/577, 21/1056 en 21/238, 21/1375, 22/2596

beslissing op de wrakingsverzoeken van

[naam 1] en [naam 2] , te [woonplaats] .

Procesverloop

Op 28 november 2024 heeft het College (mr. T. Pavićević, mr. C.T. Aalbers en mr. M.P. Glerum) de zaken 21/35, 21/242, 21/577, 21/1056 op zitting behandeld. Op 18 maart 2025 heeft het College in die zaken uitspraak gedaan (ECLI:NL:CBB:2025:170).
Op 23 januari 2025 heeft het College (mr. T. Pavićević, mr. M. Schoneveld en mr. M.P. Glerum) de zaken 21/238, 21/1375, 22/2596 op zitting behandeld. Op 11 maart 2025 heeft het College in die zaken uitspraak gedaan (ECLI:NL:CBB:2025:151, ECLI:NL:CBB:2025:152 en ECLI:NL:CBB:2025:155).
Met de brief van 21 maart 2025 hebben [naam 3] en [naam 4] het College verzocht om het onderzoek ter zitting in de zaken 21/242, 21/1056, 21/35, 21/557, 21/238; 21/1375 en 22/2569 te heropenen.
Met de brief van 31 maart 2025 hebben [naam 3] en [naam 4] in de zaken 21/35, 21/242, 21/557 en 21/1056 een verzoek om wraking ingediend.

Overwegingen

1. De wrakingskamer ziet aanleiding om de brief van 21 maart 2025 aan te merken als een verzoek om wraking, omdat verzoekers daarin stellen dat de raadsheren die betrokken waren bij de behandeling van alle in die brief genoemde procedures jegens hen een vooringenomenheid koesteren en de onderbouwing daarvan overeenkomt met die in de brief van 31 maart 2025.
2 In de zaken 21/35, 21/242, 21/557 en 21/1056 ziet het wrakingsverzoek dus op
mr. T. Pavićević, mr. C.T. Aalbers en mr. M.P. Glerum en in de zaken 21/238, 21/1375, 22/2596 op mr. T. Pavićević, mr. M. Schoneveld en mr. M.P. Glerum.
3 Aan hun wrakingsverzoeken hebben [naam 3] en [naam 4] ten grondslag gelegd dat afwijzend is beslist op hun verzoeken om uitstel van de zitting van 28 november 2024, respectievelijk 23 januari 2025. Wegens ziekte van [naam 4] hebben zij die zittingen niet kunnen bijwonen. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2022 (ECLI:NL:HR:2022:525) betogen zij dat als de belanghebbende wegens ziekte is verhinderd op de zitting te verschijnen en in verband daarmee om uitstel van het onderzoek ter zitting verzoekt, de rechter dat moet inwilligen. Door dat in hun geval niet te doen hebben de betrokken rechters volgens [naam 3] en [naam 4] blijk gegeven van partijdigheid door het belang van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur zwaarder te laten wegen dan hun belangen en de schijn gewekt vooringenomen te zijn. De reden dat zij de rechters niet eerder hebben gewraakt, heeft te maken met de gezondheid van [naam 4] ; hij is pas net in staat om zaken op te pakken en is recent op de hoogte gekomen van het arrest van de Hoge Raad.
4 In artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 is bepaald dat de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden, kan beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt.
5 De wrakingskamer van het College is van oordeel dat deze situatie zich hier voordoet, omdat het College in alle zaken al einduitspraak had gedaan voordat de wrakingsverzoeken waren ingediend. Al om die reden worden de wrakingsverzoeken van [naam 3] en [naam 4] niet in behandeling genomen. Een reden om anders te oordelen doet zich hier niet voor.
6 De behandeling van de brief van 31 maart 2025 kan wat betreft het daarin genoemde verzoek om heropening worden voortgezet door de rechters in de procedures waarop dat verzoek ziet.

Beslissing

Het College neemt de wrakingsverzoeken van 21 en 31 maart 2025 niet in behandeling.
Deze beslissing is genomen door mr. S.C. Stuldreher, mr. H.O. Kerkmeester en mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van J.W.E. Pinckaers, griffier, op 10 april 2025.
w.g. S.C. Stuldreher J.W.E. Pinckaers
is verhinderd
de beslissing
te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.