ECLI:NL:CBB:2024:875

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
24/195
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake subsidie vaste lasten COVID-19

Op 3 december 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op het verzoek van [naam 1] B.V. om herziening van een eerdere uitspraak van 21 november 2023. In die eerdere uitspraak had het College het beroep van verzoeker tegen de beslissing op bezwaar van de minister van Economische Zaken ongegrond verklaard. Verzoeker had in februari 2024 verzocht om herziening, maar het College oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd die aanleiding gaven voor herziening. Verzoeker had na de eerdere uitspraak een suppletieaangifte ingediend, maar het College stelde vast dat deze aangifte niet als nieuw feit kon worden beschouwd, omdat deze na de uitspraak was gedaan. Het College benadrukte dat een vermeende onjuiste rechtsopvatting niet kan dienen als grond voor herziening. De conclusie was dat het verzoek om herziening werd afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/195

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 december 2023 op het verzoek van

[naam 1] B.V., te [plaats] , verzoekster,

om herziening van de uitspraak van het College van 21 november 2023, zaaknummer 22/1595

Procesverloop

Met de uitspraak van 21 november 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:636) heeft het College het beroep van verzoeker tegen de beslissing op bezwaar van de minister van Economische Zaken van 13 juli 2022 ongegrond verklaard.
Bij brief van 24 februari 2024 heeft verzoeker het College verzocht voornoemde uitspraak te herzien.
De minister heeft een reactie ingediend.
De zitting was op 25 juli 2024. Aan de zitting hebben [naam 2] , namens verzoeker
en [naam 3] en [naam 4] namens de minister deelgenomen.

Overwegingen

Wettelijk kader
1. Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
ij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
De uitspraak van 21 november 2023
2 In de kern heeft het College in zijn uitspraak geoordeeld dat de minister terecht is uitgegaan van de gegevens van de Belastingdienst zoals deze volgen uit de aangifte omzetbelasting van verzoeker. Op grond van die omzetgegevens wordt niet voldaan aan het vereiste van artikel 2.2.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) dat het omzetverlies ten minste 30% bedraagt. Naar het oordeel van het College heeft de minister de subsidie van verzoeker terecht vastgesteld op € 0,-.
Het verzoek
3 Verzoeker betoogt in zijn verzoek om herziening dat hij er op de zitting voorafgaand aan de uitspraak van 21 november 2023 alles aan heeft gedaan om aan te tonen wat de daadwerkelijke omzet was in de subsidieperiode. Verzoeker vindt het onterecht dat het College niettemin is uitgegaan van de aangifte omzetbelasting. Verzoeker was in de veronderstelling dat hij geen suppletieaangifte kon doen, maar heeft deze na de uitspraak van het College alsnog ingediend. Deze suppletieaangifte zou het College volgens verzoeker aanleiding moeten geven de betreffende uitspraak te herzien.
Beoordeling door het College
3.1
Het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening strekt er in beginsel toe een rechterlijke uitspraak die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt te herstellen. Bij de beoordeling van een verzoek om herziening wordt uitsluitend beoordeeld of sprake is van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb.
3.2
Het College is van oordeel dat verzoeker geen feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb aanvoert. Het verzoek om herziening berust op de door verzoeker gedane suppletieaangifte en de reactie van de Belastingdienst daarop. Deze aangifte is echter gedaan na de uitspraak van het College en is dus geen feit of omstandigheid van voor de uitspraak, als bedoeld in het hiervoor genoemde artikel. Voor zover verzoeker het onterecht vindt dat het College is uitgegaan van de aangifte omzetbelasting, wijst het College erop dat een vermeende onjuiste rechtsopvatting niet kan dienen als grond voor herziening (zie ook de uitspraak van het College van 23 maart 2021, ECLI:NL:CBB:2021:314). Nu niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb, moet het verzoek worden afgewezen.
Slotsom
4 Het verzoek moet worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, mr. H. van den Heuvel en
mr. C.T. Aalbers, in aanwezigheid van mr. A. Verhoeven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. A. Verhoeven