In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 december 2024, met zaaknummers 22/888, 22/1661 en 22/1662, staat de maatschap [naam 1] centraal, die in beroep is gegaan tegen besluiten van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. De minister had de derogatievergunning van de maatschap voor het jaar 2018 ingetrokken en bestuurlijke boetes opgelegd voor overschrijding van de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat in de jaren 2017 en 2018. De maatschap betwistte de berekeningen van de minister en voerde aan dat de boetes disproportioneel waren. De rechtbank Overijssel had eerder de boetes gedeeltelijk vernietigd, maar de intrekking van de derogatievergunning en de uitsluiting voor 2021 bleven in stand. Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister terecht had gehandeld. De maatschap kreeg echter een schadevergoeding van € 2.000,- toegewezen wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak benadrukt de strikte naleving van de Meststoffenwet en de gevolgen van overtredingen voor agrarische bedrijven.