In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juli 2022, wordt het beroep van eiser tegen een bestuurlijke boete van € 40.230,50 wegens overtreding van de Meststoffenwet (Msw) beoordeeld. De boete werd opgelegd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op 8 februari 2021, na een besluit dat eiser in 2018 de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen had overschreden. Eiser, die een veehouderij exploiteert, had een derogatievergunning voor een hogere gebruiksnorm, maar de RVO concludeerde dat hij deze norm had overschreden. Eiser maakte bezwaar tegen de boete, maar de RVO verklaarde dit ongegrond. Tijdens de zitting op 3 juni 2022 werd het beroep behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de RVO.
De rechtbank oordeelt dat zij bevoegd is om het beroep te behandelen en dat het beroep gegrond is. De rechtbank matigt de boete tot € 9.000,-, omdat de hoogte van de oorspronkelijke boete niet in verhouding staat tot de ernst van de overtreding en de financiële situatie van eiser. De rechtbank overweegt dat de RVO bij de berekening van het economisch voordeel ten onrechte is uitgegaan van de lagere gebruiksnorm van 170 kg stikstof per hectare, terwijl eiser recht had op de hogere norm van 230 kg. Daarnaast wordt rekening gehouden met de zorgwekkende financiële situatie van eiser, die zijn bedrijf momenteel financiert via crowdfunding en met hulp van een verzekeringsmaatschappij. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en legt de nieuwe boete op, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht aan eiser worden vergoed.