In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 november 2024, zaaknummer 23/559, is de afwijzing van een subsidieaanvraag voor Q1 2022 door de minister van Economische Zaken aan de orde. De onderneming, opgericht op 15 april 2020, had een aanvraag ingediend op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat de inschrijfdatum van de onderneming in het handelsregister niet viel binnen de vereiste periode van 1 juli 2020 tot en met 30 september 2021. De onderneming betoogde dat de minister de aanvraag ten onrechte had afgewezen en dat de inschrijfdatum niet bepalend zou moeten zijn, maar de datum waarop de activiteiten zijn gestart. De minister handhaafde echter zijn standpunt dat de inschrijfdatum leidend is voor de beoordeling van de subsidieaanvraag. Het College oordeelde dat de minister terecht had gehandeld, aangezien de inschrijfdatum niet voldeed aan de eisen van de TVL-startersregeling. De onderneming had geen recht op subsidie omdat zij niet aan de inschrijfvereiste voldeed. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.