Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2024 in de zaken tussen
[naam 1] B.V., te [plaats] (onderneming)
de minister van Economische Zaken en Klimaat
Procesverloop
.In dat kader moet worden beoordeeld of er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat toepassing van de TVL in het voorliggende geval onevenwichtig is (zie 8.2 van de uitspraak van het College van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190). Een besluit is onevenwichtig als het in de gegeven omstandigheden voor een of meer belanghebbenden onredelijk bezwarend is. Dat is echter naar het oordeel van het College in het geval van de onderneming niet gebleken. De onderneming valt op grond van haar inschrijfdatum onder de reguliere TVL. Zij heeft daarvoor geen aanvragen ingediend, omdat zij het aannemelijk heeft geacht dat zij daar niet voor in aanmerking komt. Ze heeft in de voorgeschreven referentieperiodes immers geen omzet gegenereerd. Dit maakt de afwijzing van de aanvragen voor de startersregelingen binnen de TVL, die hier voorligt, echter niet onevenredig. Verder is in het geval van de onderneming niet gebleken van zodanig schrijnende omstandigheden dat de minister om die reden in dit geval moet afzien van de toepassing van de inschrijvingseis van de startersregeling.