ECLI:NL:CBB:2024:702
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van subsidieaanvragen op basis van omzetbelasting in het kader van COVID-19 steunmaatregelen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 15 oktober 2024, betreft het de beoordeling van twee beroepen van een onderneming tegen besluiten van de minister van Economische Zaken over de vaststelling van subsidies op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De minister had de subsidie voor het vierde kwartaal van 2021 vastgesteld op € 101.053,49 en voor het eerste kwartaal van 2022 op € 0,-, waarbij hij de omzet had berekend op basis van de aangifte omzetbelasting van de onderneming. De onderneming was het niet eens met deze berekening en stelde dat haar omzetverlies op basis van haar eigen administratie berekend moest worden, omdat de omzet uit vooruitbetalingen voor een evenement pas gerealiseerd zou zijn na de daadwerkelijke levering van de dienst.
Het College oordeelde dat de minister terecht de aangifte omzetbelasting had gebruikt voor de vaststelling van de subsidie, aangezien de onderneming aangifte doet over haar gehele omzet. Het College heeft eerder in vergelijkbare zaken geoordeeld dat de regelgever bewust heeft gekozen voor deze werkwijze om de uitvoerbaarheid van de TVL te waarborgen en de administratieve lasten te beperken. De onderneming had niet aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. Daarom verklaarde het College de beroepen ongegrond en bevestigde de besluiten van de minister.