In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 24 oktober 2023, zaaknummer 22/1536, is de aanvraag van een onderneming voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) afgewezen. De minister van Economische Zaken en Klimaat had op 17 juni 2021 de aanvraag afgewezen omdat de onderneming niet voldeed aan de voorwaarde van minimaal 30% omzetverlies. De onderneming heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 12 juli 2022 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de onderneming beroep ingesteld bij het College.
Tijdens de zitting op 28 augustus 2023 is het standpunt van de onderneming toegelicht, waarin werd gesteld dat er in de referentieperiode (december 2019, januari en februari 2020) een omzet van € 300.000,- was gerealiseerd. De onderneming betoogde dat er in de subsidieperiode geen omzet was behaald, wat zou betekenen dat er sprake was van meer dan 30% omzetverlies. De minister heeft echter betoogd dat de aanvraag terecht was afgewezen, omdat de onderneming niet voldeed aan de omzetverliescriteria.
Het College heeft vastgesteld dat de onderneming op 6 november 2019 is ingeschreven in het handelsregister en dat de omzet in de referentieperiode moet worden vastgesteld op basis van de gegevens van de maanden december 2019, januari en februari 2020. De minister heeft de financiële administratie van de onderneming betrokken bij de beoordeling, en vastgesteld dat de omzet in de referentieperiode € 0,- was. Het College concludeert dat er geen sprake is van meer dan 30% omzetverlies, en verklaart het beroep ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.