ECLI:NL:CBB:2024:601
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen subsidie vaststelling COVID-19 door MKB-onderneming
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 september 2024, zaaknummer 23/661, is de minister van Economische Zaken in het gelijk gesteld in zijn besluit om de subsidie voor het eerste kwartaal van 2022 vast te stellen op € 427.718,83. De onderneming, die beroep had ingesteld tegen het besluit van de minister, betoogde dat de minister bij de berekening van het omzetverlies ten onrechte was uitgegaan van de aangiften omzetbelasting zoals ingediend bij de Belastingdienst. De onderneming stelde dat de omzet in de aangifte over Q1 van 2020 met € 30.000,- had moeten worden verhoogd, maar het College oordeelde dat de minister terecht de aangifte omzetbelasting leidend had geacht. De onderneming had niet aangetoond dat de aangifte onjuist was en had geen suppletieaangifte ingediend om de vermeende fout te corrigeren. Het College benadrukte dat de regels van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) vereisen dat de omzet zoals aangegeven in de aangifte omzetbelasting als uitgangspunt wordt genomen, tenzij er sprake is van omzet die niet in de aangifte is opgenomen. Aangezien de onderneming over haar gehele omzet omzetbelasting betaalt, was er geen reden om van deze regel af te wijken. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister werd in zijn standpunt bevestigd dat de berekening van het omzetverlies van 32,96% correct was.