ECLI:NL:CBB:2024:347
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.W.L. Koopmans
- H.L. van der Beek
- H. van den Heuvel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 21 mei 2024, betreft het een beroep van [naam 1] B.V. tegen de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het tweede kwartaal van 2021. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag afgewezen omdat de onderneming niet voldeed aan het vereiste van een omzetverlies van ten minste 30% ten opzichte van de referentieperiode, Q2 van 2019. De onderneming had in die periode geen omzet, waardoor er geen sprake was van omzetverlies.
De onderneming stelde dat de minister ook andere bewijsstukken, zoals de financiële administratie, in aanmerking had moeten nemen bij de beoordeling van de omzet. Het College oordeelde echter dat de minister terecht de aangifte omzetbelasting als uitgangspunt had genomen, zoals eerder in andere zaken was beslist. De onderneming had de mogelijkheid om een suppletieaangifte in te dienen om de aangifte te corrigeren, maar had dit nagelaten.
Daarnaast betoogde de onderneming dat de minister inconsistent was in zijn beoordeling, omdat voor Q1 van 2022 wel een subsidie was verleend op basis van aanvullende informatie. Het College concludeerde dat de minister niet verplicht was om eerdere fouten te herhalen en dat de afwijzing van de subsidie voor Q2 van 2021 niet in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.