Overwegingen
Aanleiding voor deze procedure
1. [naam 1] is lid van de VvE. Hij is al geruime tijd verwikkeld in een conflict met de bestuurders van de VvE. Hij is van mening dat deze bestuurders niet op de juiste manier zijn benoemd en dus ook niet als bestuurders in het handelsregister van de KvK hadden mogen worden ingeschreven.
2 In deze zaak heeft [naam 6] aan de KvK opgave gedaan van de toetreding van [naam 4] en [naam 3] als bestuurders van de VvE per 17 augustus 2021. De KvK heeft deze opgave, na ontvangst van aanvullende bewijsstukken, op 15 december 2021 ingeschreven in het handelsregister. [naam 1] heeft hiertegen op 16 april 2022 bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit heeft de KvK het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat is ingediend en geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Met het herzieningsbesluit heeft de KvK het bestreden besluit ingetrokken en het bezwaar opnieuw niet-ontvankelijk verklaard. Aan dit besluit heeft de KvK in de eerste plaats ten grondslag gelegd dat [naam 1] niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt.
3 [naam 1] heeft bij het College beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Omdat de KvK daarna het herzieningsbesluit heeft genomen, heeft het beroep ook betrekking op dat besluit. Dit volgt uit artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. [naam 1] heeft in zijn beroepschrift en de latere aanvullingen daarop, uitgebreid betoogd dat de drie personen genoemd onder 2 onrechtmatig in het handelsregister staan ingeschreven als bestuurders. Hij stelt dat zij fraude en valsheid in geschrifte hebben gepleegd en dat de KvK hen daarom niet had mogen inschrijven als bestuurders.
4 De KvK stelt zich op het standpunt dat een lid van een vereniging voor wat betreft het besluit tot inschrijving slechts een afgeleid belang heeft, ook als het gaat om een VvE waar de leden een vermogensrecht vertegenwoordigen. Dat vermogensrecht wordt immers niet rechtstreeks geraakt door het besluit van de KvK tot inschrijving van de bestuursleden. Het vermogensrecht blijft in volle omvang in handen van het betreffende lid van de VvE, inclusief stemrecht op de algemene ledenvergadering (ALV). Een lid kan dan ook niet rechtstreeks worden aangesproken inzake handelingen van het bestuur. Het is uitsluitend het bestuur dat de rechtspersoon vertegenwoordigt en het is uitsluitend het bestuur van de VvE dat in dit geval als belanghebbende kan worden aangemerkt. Een lid van de VvE kan slechts via zijn stemrecht van invloed zijn op de benoeming van het bestuur. Dat is volgens de KvK de civielrechtelijke realiteit. Het enige dat met het besluit tot inschrijving van de bestuursleden in het handelsregister wijzigt, is de kennisgeving aan derden te goeder trouw dat de rechtspersoon thans wordt vertegenwoordigd door genoemde bestuurders. Het handelsregister is echter niet constitutief. Dit betekent dat met het besluit tot inschrijving niets verandert aan de civielrechtelijke werkelijkheid: niet vermogensrechtelijk, niet qua stemrecht en ook niet wat rechtsgeldige vertegenwoordiging betreft. Met het besluit tot inschrijving staat daarom (ook) niet vast of het bestuur rechtsgeldig is gekozen op grond van een rechtsgeldig bijeengeroepen ALV. Dit kan alleen de civiele rechter vaststellen. Het is dan ook niet het besluit tot inschrijving van de bestuurders in het handelsregister dat eventuele schade toebrengt aan [naam 1] privé of de VvE, maar hooguit het handelen van de nieuw ingeschreven bestuurders. Als de civiele rechter vaststelt dat zij nimmer rechtens tot bestuurder zijn gekozen, zijn de personen die zich als zodanig hebben gedragen daarvoor aan te spreken.
5 De KvK stelt ook dat, als [naam 1] wel als belanghebbende moet worden aangemerkt, zijn bezwaar ook om een andere reden niet-ontvankelijk is, namelijk omdat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn van zes weken is ingediend.
6 [naam 1] heeft bezwaar tegen de inschrijving van de bestuurders, genoemd onder 2. Hij vreest dat deze bestuursleden – die geen lid (meer) zijn van de VvE – beslissingen over zijn eigendom zullen nemen waarin de VvE niet wordt gehoord, dat met de financiën wordt gerommeld en dat de stemming binnen de ALV wordt beïnvloed.
Beoordeling door het College
7 De KvK heeft op grond van artikel 4, eerste lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 (Hrb) de plicht te onderzoeken of de opgave (van toetreding tot het bestuur) afkomstig is van iemand die tot het doen ervan bevoegd is, en of de opgave juist is. Op grond van artikel 5, tweede lid, onder e, van het Hrb weigert de KvK over te gaan tot inschrijving van de opgave indien de KvK gerede twijfel heeft over de juistheid van de opgave. In dit geval was de KvK er op grond van de notulen van de ALV van 17 augustus 2021 van overtuigd dat de opgave juist was (en dat geen aanleiding bestond om het verzoek tot inschrijving van die opgave te weigeren). Een belanghebbende kan vervolgens bezwaar maken tegen de inschrijving. De KvK zal dan aan de hand van het bezwaarschrift opnieuw beoordelen of er aanleiding bestaat te twijfelen aan de juistheid van de opgave.
8 Het College staat voor de vraag of [naam 1] – als lid van de VvE – belanghebbende is bij het besluit tot inschrijving van de bestuurders in het handelsregister. Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb definieert de belanghebbende als degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt, dient volgens vaste rechtspraak sprake te zijn van een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang dat de betrokkene in voldoende mate onderscheidt van anderen. Dat belang moet rechtstreeks bij het desbetreffende besluit zijn betrokken (zie bijvoorbeeld de uitspraken van het College van 30 maart 2021, ECLI:NL:CBB:2021:349, onder 6.3 en van 25 oktober 2022, ECLI:NL:CBB:2022:723, onder 4). 9 Bij de beantwoording van de vraag of [naam 1] als belanghebbende kan worden aangemerkt zoekt het College aansluiting bij de conclusie van raadsheer advocaat-generaal mr. R.J.G.M. Widdershoven (ECLI:NL:CRVB:2018:3474) (conclusie Widdershoven), in het bijzonder bij het daarin geformuleerde normatieve uitgangspunt dat de derde toegang moet hebben tot de bestuursrechter en dus als belanghebbende moet worden aangemerkt als hij door het besluit wordt geraakt in een recht of een rechtens beschermd belang (zie de uitspraak van het College van 13 oktober 2020, ECLI:NL:CBB:2020:748, onder 6). Daarbij houdt het College vast aan de in de conclusie geformuleerde vuistregels. In deze zaak gaat het om vuistregel 1. Vuistregel 1 ziet op de situatie dat een derde in kwestie, naast een mogelijk afgeleid belang, een zelfstandig eigen belang heeft dat bij het besluit rechtstreeks is betrokken. Dit eigen belang kan in een andere hoedanigheid bestaan, bijvoorbeeld vanwege de reële mogelijkheid dat de derde in een aan een zakelijk of fundamenteel recht ontleend eigen belang wordt geschaad. 10 Het College volgt de KvK niet in zijn standpunt dat [naam 1] – als lid van de VvE – geen rechtstreeks betrokken belang heeft bij het besluit tot inschrijving van de bestuurders in het handelsregister. Daarbij betrekt het College het volgende. Een VvE is een vereniging die ten doel heeft het behartigen van gemeenschappelijke belangen van de appartementseigenaars, dit zijn de gerechtigden op de appartementsrechten waarin het recht op een gebouw met toebehoren en de daarbij behorende grond met toebehoren is gesplitst. Een VvE wijkt in die zin af van een gewone vereniging dat een appartementseigenaar automatisch (van rechtswege) lid is van de VvE en dat dit lidmaatschap verplicht is en niet kan worden opgezegd. De VvE voert het beheer over de gemeenschap. De VvE kan binnen de grenzen van haar bevoegdheid de gezamenlijke appartementseigenaren in en buiten rechte vertegenwoordigen. De VvE ziet toe op de nakoming van de verplichtingen die voor de appartementseigenaren uit het bij of krachtens de wet en het reglement bepaalde jegens elkander voortvloeien en kan in dit verband in rechte tegen hen optreden. Degenen die appartementseigenaar waren ten tijde van het ontstaan van een schuld van de VvE, zijn met de VvE voor die schuld hoofdelijk verbonden. De VvE benoemt een bestuur en de VvE wordt door de bestuurder(s) vertegenwoordigd. Bestuursleden van de VvE zijn dus met inachtneming van het de splitsingsakte en het reglement verplicht taken namens de VvE uit te voeren en bevoegd bepaalde rechtshandelingen namens de VvE te verrichten. Gelet op het voorgaande, bestaat de mogelijkheid dat een lid van de VvE, als appartementseigenaar, door besluiten en (rechts)handelingen van het bestuur van de VvE rechtstreeks wordt geraakt in een aan zijn eigendomsrecht ontleend belang. Dat betekent dat het belang van [naam 1] – als lid van de VvE – naar het oordeel van het College rechtstreeks is betrokken bij het besluit tot inschrijving van een bestuurslid in het handelsregister van de KvK. Het betoog van de KvK dat met het besluit tot inschrijving niets verandert aan de civielrechtelijke werkelijkheid, doet hier niet aan af. Dat betoog heeft betrekking op alle inschrijvingsbesluiten. Het raakt op zichzelf niet aan de belanghebbendheid van een lid van een VvE bij een besluit tot inschrijving van een bestuurslid van die VvE, maar strekt er in wezen toe dat een inschrijvingsbesluit als zodanig niet bij de bestuursrechter zou kunnen worden aangevochten. Doordat de wetgever beroep tegen een inschrijvingsbesluit mogelijk heeft gemaakt, treft dat betoog geen doel. De KvK heeft [naam 1] dus ten onrechte niet als belanghebbende bij het besluit tot inschrijving aangemerkt en zijn bezwaar als lid van de VvE hiertegen bij het herzieningsbesluit ten onrechte nietontvankelijk verklaard. Het herzieningsbesluit zal daarom worden vernietigd wegens strijd met artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
11 Tussen partijen is niet in geschil dat het bezwaarschrift van 16 april 2022 tegen de inschrijving van 15 december 2021 buiten de bezwaartermijn – en daarmee dus te laat – is ingediend. Uit het dossier blijkt echter dat [naam 1] op 15 februari 2022 een e-mail aan de KvK heeft gestuurd, waaruit duidelijk blijkt dat en waarom hij het niet eens is met de inschrijving van de onder 2 genoemde personen als bestuurders van de VvE. Daarom kan deze e-mail in dit geval als bezwaarschrift worden aangemerkt. Nu op de zitting is gebleken dat [naam 1] eind januari/begin februari 2022 van het inschrijvingsbesluit op de hoogte is geraakt, heeft hij naar het oordeel van het College met deze e-mail tijdig bezwaar gemaakt (zie de uitspraak van het College van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31, onder 4.2). Dit betekent dat ook deze grond de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van [naam 1] door de KvK niet kan dragen. Het herzieningsbesluit en het bestreden besluit kunnen ook niet om die reden in stand blijven. 12 Het beroep is gegrond. Het College zal het herzieningsbesluit en het bestreden besluit vernietigen. De KvK zal een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Dat betekent dat de KvK het bezwaar niet niet-ontvankelijk mag verklaren op de grond dat het bezwaarschrift te laat zou zijn ingediend en evenmin op de grond dat [naam 1] niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Het College stelt voor het nemen van het nieuwe besluit een termijn van vier weken.