Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] B.V., te [plaats 1] ,
de Autoriteit Consument en Markt(ACM)
Procesverloop in hoger beroep
Samenvatting
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Schending zelfstandigheidsvereiste
.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Asnef-Equifax, ECLI:EU:C:2006:734, punt 32).
Total Marketing Services/Commissie, ECLI:EU:C:2015:614, punt 26 en de aldaar aangehaalde rechtspraak). Het vermoeden van onschuld verzet zich niet ertegen dat wordt geoordeeld dat de verzending van de e-mail, nu de ontvangst ervan niet is betwist, het vermoeden kan schragen dat [naam 4] vanaf de datum van verzending van die e-mail, te weten
ertoe strekkendan wel
ten gevolge hebbendat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Het gaat niet om cumulatieve, maar om alternatieve voorwaarden (zie arrest Hof van Justitie van 4 juni 2009, zaak C-8/08,
T-Mobile Netherlands, ECLI:EU:C:2009:343, punt 28). De ACM heeft in dit geval het boetebesluit gebaseerd op een strekkingsovertreding. Dat betekent dat moet worden beoordeeld of sprake is een overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedraging die naar haar bewoordingen en doelstellingen de mededinging in die mate nadelig beïnvloedt dat zij geacht moet worden de mededinging te beperken. Voor de beoordeling of sprake is van een strekkingsovertreding moet een (eerste) analyse van de juridische en economische context plaatsvinden (zie de uitspraak van het College van 23 april 2019, ECLI:NL:CBB:2019:151, onder 5.4.1). Het is niet noodzakelijk dat de mededinging daadwerkelijk wordt verhinderd, beperkt of vervalst of dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het door [naam 4] indienen van de offerte overeenkomstig het verzoek van [naam 7] en de keuzemogelijkheid van [naam 8] . De uitwisseling van informatie tussen concurrenten heeft een mededingingsbeperkende strekking wanneer zij de onzekerheden over het door de betrokken ondernemingen voorgenomen gedrag kan wegnemen (zie arrest Hof van Justitie van 4 juni 2009, zaak C-8/08,
T-Mobile Netherlands, ECLI:EU:C:2009:343, punt 43). Als sprake is van een strekkingsovertreding, hoeven de gevolgen van de overeenkomst of de onderling afgestemde feitelijke gedraging dus niet te worden onderzocht en is de merkbaarheid van de overeenkomst of de onderling afgestemde feitelijke gedraging gegeven (zie de uitspraak van het College van 23 april 2019, ECLI:NL:CBB:2019:151, onder 5.4.1).
T‑Mobile Netherlands, ECLI:EU:C:2009:343, punten 32 en 33 en de daar aangehaalde rechtspraak).