Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 februari 2022 in de zaken tussen
[naam eiseres 1 sub 1] , te [vestigingsplaats eiseres 1 sub 1] ,
[naam eiseres 1 sub 2] ,
de Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerster,
Procesverloop
Overwegingen
[Partij 1] verzocht in te schrijven. Ook de prijs voor de lichtkoepels in de offerte van [Partij 1] is - op twee euro na - hetzelfde als de in de e-mail genoemde prijs. Dat [Partij 2] en [Partij 1] contact hadden over de aanbesteding wordt volgens de ACM bevestigd door de e-mail van 16 juni 2016 van [Partij 1] aan [Partij 2] zo'n drie kwartier na ontvangst van het bericht dat de opdracht niet aan haar zou worden vergund, waarin naar de stand van zaken over die aanbesteding wordt geïnformeerd.
T-Mobile, punt 51 en het arrest van het HvJEU van 14 maart 2013 in de zaak Fresh Del Monte, T-587/08, ECLI:EU:T:2013:129, punt 565).
De opdracht is gegund aan [Partij 2] , zodat de ACM de betrokken omzet van [Partij 2] vaststelt op (afgerond op een veelvoud € 1000,-) € 122.000,-. De opdracht is niet gegund aan [Partij 1] en daarom gaat de ACM bij het vaststellen van de betrokken omzet van [Partij 1] uit van een evenredig deel van het bod waartegen [Partij 2] de opdracht heeft gekregen. Nu er naast [Partij 2] nog drie partijen hebben ingeschreven op de aanbesteding, stelt de ACM de betrokken omzet van [Partij 1] vast op (eveneens afgerond) € 41.000,- (€ 121.700: 3).
Het gaat immers onder meer om informatie waaruit direct kan worden afgeleid tegen welke prijs [Partij 1] dient in te schrijven, een voor deze aanbesteding centrale concurrentieparameter. Ook de bij deze e-mail meegezonden werkomschrijving (offerte) van [Partij 2] geeft direct informatie over een andere relevante concurrentieparameter bij deze aanbesteding, kwaliteit. In 9.4 is al overwogen dat de afstemming in potentie een prijsopdrijvend effect heeft en de ACM heeft dit kunnen betrekken bij de bepaling van het boetepercentage. De rechtbank onderschrijft het standpunt van de ACM dat de - verder ook niet onderbouwde - stelling dat [naam bedrijf 1] goedkopere offertes heeft gebruikt om [Partij 2] te laten zakken in haar definitieve prijsopgave, eerder wijst op prijsopdrijving aan de kant van [Partij 2] dan op het tegendeel. Verder heeft de ACM wel degelijk bij het vaststellen van de boete rekening gehouden met het feit dat sprake is van restconcurrentie.
[Partij 1] , mede gelet op zijn e-mail aan [Partij 2] nadat zijn offerte was afgewezen, geen passieve rol heeft gespeeld bij de afspraak en dat het contact tussen DIAC en [Partij 2] geen invloed heeft gehad op de afstemming die plaatsvond tussen [Partij 2] en [Partij 1] , zodat de ACM daarin dan ook geen grond heeft hoeven zien om de boetes te verlagen.
De Instellingswet Autoriteit Consument en Markt stelt hieraan geen beperkingen. Nu uit het voorgaande blijkt dat bestreden besluit I (en primair besluit I) in stand blijft, is de verplichting om deze besluiten te publiceren niet komen te vervallen.