ECLI:NL:CBB:2024:112
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag TVL voor Q1 2022 wegens te late indiening
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in de zaak tussen een maatschap en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De maatschap had een subsidieaanvraag ingediend op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022. De aanvraag werd afgewezen omdat deze buiten de geldende aanvraagperiode was ingediend. De aanvraagperiode voor deze subsidie liep van 28 februari 2022 tot en met 31 maart 2022, en de maatschap had haar aanvraag te laat ingediend.
De minister had de aanvraag op 16 mei 2022 als een pro-forma-aanvraag aangemerkt en deze afgewezen. Het bezwaar van de maatschap werd ongegrond verklaard, waarna de maatschap beroep instelde. Tijdens de zitting op 27 november 2023 werd door de gemachtigden van de minister het standpunt ingenomen dat de maatschap zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van de aanvraag en dat de gevolgen van de te late indiening voor haar rekening kwamen.
De maatschap voerde aan dat de aanvraagtermijn korter was dan bij eerdere kwartalen en dat zij niet op de hoogte was van de verkorte termijn. Ook werd gesteld dat medische omstandigheden en technische storingen de indiening hadden bemoeilijkt. Het College oordeelde echter dat de minister terecht had afgewezen, omdat de aanvraag niet tijdig was ingediend. De wettelijke bepalingen in de TVL zijn dwingend en laten geen ruimte voor afwijkingen. De conclusie was dat de minister de aanvraag op goede gronden had afgewezen en het beroep van de maatschap ongegrond werd verklaard.