ECLI:NL:CBB:2023:394

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
22/1214
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag TVL door de minister van Economische Zaken en Klimaat

Op 17 juli 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen een onderneming en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had een aanvraag ingediend voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) subsidie voor het derde kwartaal van 2021, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat deze te laat was ingediend. De aanvraagperiode voor de TVL-subsidie liep af op 26 oktober 2021. De onderneming had op 17 december 2021 een brief gestuurd naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) waarin zij aangaf dat zij een aanvraag had willen indienen. De minister beschouwde deze brief als een (pro forma) aanvraag en wees deze af wegens te late indiening.

De onderneming was van mening dat zij niet op de hoogte was van de deadline omdat zij geen aankondiging van de RVO had ontvangen, zoals zij dat bij eerdere kwartalen wel had gedaan. De minister stelde echter dat het de verantwoordelijkheid van de onderneming was om op de hoogte te zijn van de regelgeving en dat de aanvraag terecht was afgewezen. Het College oordeelde dat de afwijzing niet onevenredig was, ondanks de hectische omstandigheden waarin de onderneming zich bevond. De gevolgen van de te late indiening kwamen voor rekening van de onderneming.

Het College verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de minister. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van aanvragen en de verantwoordelijkheid van ondernemingen om op de hoogte te zijn van relevante deadlines en regelgeving.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1214
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2023 in de zaak tussen
[naam 1] handelend onder de naam [naam 2], te [plaats] (de onderneming)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat.

Procesverloop

Met het besluit van 11 april 2022 heeft de minister de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) voor het derde kwartaal van 2021 afgewezen.
Met de beslissing op bezwaar van 3 juni 2022 heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van 17 juli 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen mr. S.M. Piron en mr. E. Brouwers namens de minister.
Na sluiting van het onderzoek op de zitting heeft het College onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De aanvraagperiode voor TVL-subsidie voor het derde kwartaal van 2021 liep af op 26 oktober 2021. [1] De onderneming heeft in een brief die op 17 december 2021 is ontvangen aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) gemeld dat zij een aanvraag had willen indienen. De minister heeft deze brief opgevat als een (pro forma) aanvraag. Hij heeft de aanvraag afgewezen omdat die te laat is ingediend.
3. De onderneming is het niet eens met de afwijzing. Bij de eerdere kwartalen kreeg de onderneming steeds bij de start van de aanvraagperiode een aankondiging van de RVO in haar Berichtenbox. De onderneming heeft voor dit kwartaal echter geen aankondiging ontvangen. De onderneming rekende daar wel op. Doordat de onderneming geen aankondiging heeft ontvangen was zij er niet op bedacht dat de aanvraagperiode afliep, met als gevolg dat de aanvraag te laat is ingediend. Bovendien was sprake van een hectische tijd. De onderneming wijst erop dat zij nu veel geld misloopt, terwijl zij dat hard nodig heeft.
4. De minister stelt zich op het standpunt dat de aanvraag terecht is afgewezen. Uit de regelgeving volgt duidelijk wanneer de aanvraagperiode is begonnen en geëindigd en dat was ook gepubliceerd op de website van de RVO. Van een onderneming mag verwacht worden dat die op de hoogte is van de regelgeving. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de onderneming om op tijd een aanvraag in te dienen of dat door een ander te laten doen. Dat de onderneming eerder serviceberichten van de RVO heeft ontvangen en nu niet maakt dat niet anders. Dat het een hectische tijd was is geen reden om de te laat ingediende aanvraag alsnog in behandeling te nemen. De te late aanvraag komt voor rekening en risico van de onderneming.
5. Het College oordeelt dat de aanvraag terecht is afgewezen. Als een TVL-aanvraag niet op tijd is ingediend is sprake van een dwingende afwijzingsgrond. [2] Het College beschouwt de beroepsgronden van de onderneming als een verzoek om die afwijzingsgrond buiten toepassing te laten, omdat de afwijzing onevenredig is. Het College oordeelt dat de afwijzing niet onevenredig is. Uit de TVL blijkt duidelijk wanneer de aanvraagperiode begon en afliep. Van een onderneming mag verwacht worden dat die in de gaten houdt wanneer de TVLaanvragen moeten worden ingediend. Een servicebericht van de RVO is een extra reminder voor ondernemingen, maar als een onderneming geen servicebericht krijgt betekent dat niet dat zij niet hoefde te weten wanneer zij uiterlijk TVL-subsidie moest aanvragen. De coronatijd was inderdaad een hectische tijd, maar dat gold ook voor andere (horeca)ondernemingen die wel op tijd een aanvraag hebben ingediend. De gevolgen van de te late indiening maken het besluit niet onevenredig, die komen voor rekening van de onderneming.
6. De beslissing op bezwaar en de grondslag waarop die berust is juist.
7. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van der Knijff, in aanwezigheid van H.L.A. Kleinjans, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2023.
w.g. M. van der Knijff w.g. H.L.A. Kleinjans

Voetnoten

1.Artikel 2.4.8 van de TVL.
2.Artikel 2.4.6, eerste lid, aanhef en onder a, in combinatie met artikel 2.4.8 van de TVL.