Uitspraak
[naam 3] RA( [naam 3] ), beiden registeraccountant,
Accounts receivable from trade debtors
7 Accounts receivable and prepayments
8.Cash and cash equivalents
7 Accounts receivable and prepayments
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In de uitspraak van 31 januari 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven de eerdere uitspraak van de Accountantskamer bevestigd en de hoger beroepen van de curatoren en de accountants ongegrond verklaard. De zaak betreft de tuchtrechtelijke klachten tegen de registeraccountants [naam 2] en [naam 3], die betrokken waren bij de controle van de jaarrekeningen van [naam 1] B.V. en haar dochterondernemingen. De curatoren van [naam 1] B.V. hadden klachten ingediend over de goedkeurende controleverklaringen die door de accountants waren afgegeven, met name met betrekking tot de verantwoordingswijze van een securitisatieprogramma en het cash pool arrangement. Het College oordeelde dat de accountants onvoldoende inzicht hadden gegeven in de gevolgen van het securitisatieprogramma en dat hun verantwoording niet voldeed aan de vereisten van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Tevens werd geoordeeld dat de accountants niet voldoende hadden meegewerkt aan het faillissementsonderzoek van de curatoren. De accountantskamer had eerder al maatregelen opgelegd aan [naam 2] en [naam 3], waarbij [naam 2] een waarschuwing en [naam 3] een berisping ontving. Het College bevestigde deze maatregelen en oordeelde dat de accountants in strijd hadden gehandeld met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. De hoger beroepen van zowel de curatoren als de accountants werden ongegrond verklaard, en de uitspraak van de accountantskamer bleef in stand.