In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 juli 2023, zaaknummer 22/1153, werd de aanvraag van een onderneming voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) afgewezen. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag afgewezen omdat de onderneming niet voldeed aan het vereiste van meer dan 30% omzetverlies. De onderneming stelde dat zij in het eerste kwartaal van 2021 geen omzet had gegenereerd, maar de minister baseerde zijn beslissing op de omzetgegevens van de Belastingdienst, die een omzet van € 24.200,- aangaf voor de subsidieperiode. De onderneming had in de referentieperiode (Q1 2019) een omzet van € 10.562,75, wat betekent dat er geen sprake was van omzetverlies volgens de minister.
De onderneming voerde aan dat de beslistermijn door de minister was overschreden en dat de opbrengst van de verkoop van een voertuig ten onrechte als omzet was meegerekend. Het College oordeelde echter dat de minister terecht de omzetgegevens van de Belastingdienst had gebruikt en dat de verkoopopbrengst als omzet moest worden beschouwd. De minister bood zijn excuses aan voor de overschrijding van de beslistermijn, maar dit leidde niet tot een gegrond beroep. Het College concludeerde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van de omzetgegevens zoals gerapporteerd aan de Belastingdienst en bevestigt dat de regels omtrent de subsidieaanvraag strikt moeten worden nageleefd. De beslissing van het College is openbaar uitgesproken en onderstreept de noodzaak voor ondernemingen om aan de vereisten te voldoen om in aanmerking te komen voor subsidies.