ECLI:NL:CBB:2023:339
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag op basis van omzetverlies door COVID-19-regeling
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021. De minister heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de onderneming niet voldeed aan het vereiste van ten minste 30% omzetverlies. De minister baseerde zijn beslissing op de aangiftes omzetbelasting van de onderneming, waaruit bleek dat de omzet in de subsidieperiode hoger was dan in de referentieperiode.
De onderneming voerde aan dat een groot deel van de omzet in de subsidieperiode bestond uit een vergoeding van € 375.000,- voor de ontbinding van een huurcontract, en dat deze vergoeding niet als reguliere omzet moest worden beschouwd. Het College oordeelde echter dat de minister terecht de aangiftes omzetbelasting had gebruikt om het omzetverlies te berekenen. De regeling vereist dat voor ondernemingen die omzetbelasting betalen, de omzet in de aangifte bepalend is voor de berekening van het omzetverlies.
Het College concludeerde dat de onderneming niet voldeed aan de voorwaarden voor de subsidie, omdat het omzetverlies niet aan de vereiste criteria voldeed. De aanvraag werd derhalve terecht afgewezen. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.