ECLI:NL:CBB:2023:170
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. van den Heuvel
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vaststelling subsidie COVID-19 voor onderneming met omzetverlies onder 30%
In deze zaak heeft de onderneming, die een winkel exploiteert, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat. De minister had het bezwaar van de onderneming tegen de vaststelling van de subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) ongegrond verklaard. De onderneming had subsidie aangevraagd voor het eerste kwartaal van 2021, maar de minister stelde het subsidiebedrag vast op € 0,- omdat het omzetverlies van de onderneming slechts 25% bedroeg, terwijl minimaal 30% vereist was. De onderneming voerde aan dat de referentieperiode voor de omzetberekening, Q1 2019, niet representatief was, omdat zij tijdens die periode een verhuizing had en daardoor omzetverlies had geleden. De minister verwees naar de regelgeving die geen hardheidsclausule bevat en stelde dat de referentieperiode niet kon worden aangepast. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de onderneming niet voldeed aan de vereisten voor subsidie, en het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de minister terecht de subsidie op nihil had vastgesteld. Het College concludeerde dat de minister geen aanleiding had om af te wijken van de vastgestelde referentieperiode en dat de beslissing om de subsidie niet toe te kennen rechtmatig was. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en het bestreden besluit bleef in stand.