Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 maart 2023 op het hoger beroep van:
Vodafone Libertel B.V., te Maastricht, (Vodafone)(gemachtigden: mr. Q.J. Tjeenk Willink en mr. I.A. Siskina),
de Autoriteit Consument en Markt (ACM)
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
1.2 In het Burgerlijk Wetboek (BW) is een regeling opgenomen om consumenten te beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken. Oneerlijke handelspraktijken zijn een vorm van onrechtmatige daad. Deze regeling vormt de implementatie van de Richtlijn 2005/29/EG over oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten, die is gericht op consumentenbescherming. In de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) is geregeld dat de ACM boetes kan opleggen aan plegers van oneerlijke handelspraktijken.
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
€ 927.000,-, maar motiveert niet waarom die boete voor een eenmalige vergissing evenredig, passend en juist is. Het enige nadeel dat consumenten hebben kunnen ondervinden, bestaat uit het onnodig moeten wegklikken van de desbetreffende aanbieding. Tot echte schade heeft het incident niet kunnen leiden. De consument kon namelijk pas tot een aankoop overgaan nadat hij kennis had genomen van alle prijselementen (inclusief de eenmalige kosten). Al streeft Vodafone naar een zo foutloos mogelijke website, zij kan niet er niet voor zorgen dat er nooit een fout op staat. Als er al sprake mocht zijn van enige verwijtbaarheid, dan hebben ACM en vervolgens de rechtbank de precieze mate van verwijtbaarheid niet vastgesteld.
Tot zover wat dit wetsvoorstel beoogt. De maatregelen die concreet worden voorgesteld zijn de volgende. Ten eerste wordt voor alle boetes die de ACM kan opleggen het absolute boetemaximum van € 450.000 verdubbeld tot € 900.000(…) deze verhoging van het absolute boetemaximum [geldt] voor zowel lichte overtredingen als zware overtredingen. Het verschil tussen lichte en zware overtredingen komt tot uiting in de hoogte van het relatieve boetemaximum.
Ten tweede wordt ACM-breed een relatief boetemaximum ingevoerd waar tot dusverre alleen nog een absoluut boetemaximum geldt en vice versa. Deze maatregel dient te bewerkstelligen dat de boetemaxima voor kleinere en grotere marktorganisaties een vergelijkbare mate van afschrikwekkendheid hebben. Zo zorgt de invoering van een relatief boetemaximum ervoor dat het geldende boetemaximum ook voor grotere marktorganisaties (die het absolute boetemaximum van € 900.000 relatief gemakkelijk zouden kunnen dragen) afschrikwekkend is.
(…)
Tezamen resulteren de genoemde maatregelen in het volgende systeem van wettelijke maxima: – voor lichte overtredingen: € 900.000 of – als dat hoger is – 1% van de omzet van de marktorganisatie; – voor zware overtredingen, anders dan kartelovertredingen:
€ 900.000 of – als dat hoger is – 10% van de omzet van de marktorganisatie;
(…)
In een brief aan de Tweede Kamer van 17 december 2012 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie aangegeven dat het kabinet meer eenheid wenst in de hoogte van geldboetes op het terrein van het strafrecht en het bestuursrecht en dat «ongerechtvaardigde verschillen» in de hoogte van straf- en bestuursrechtelijke boetes zo veel mogelijk moeten worden voorkomen (Kamerstukken II 2012/13, 33 400 VI, nr. 80). Meer eenheid kan worden bereikt door voor een wettelijk te bepalen boetemaximum zoveel mogelijk aan te sluiten bij de boetecategorieën van artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). (….) In dit wetsvoorstel is om een aantal redenen een iets afwijkende keuze gemaakt. Hier liggen de volgende redenen aan ten grondslag. Voor het markttoezicht door de ACM wordt over de hele linie gekozen voor een samengesteld boetemaximum, dus voor de combinatie van een absoluut en relatief boetemaximum.”