In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de vrijstelling van verplichte deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds Bpf HiBiN door de werkgever Royal Roofing Materials B.V. (RRM). De intrekking was gebaseerd op het feit dat RRM niet langer deel uitmaakte van de CRH-groep, wat volgens Bpf HiBiN een voorwaarde was voor de vrijstelling. RRM heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij zich beriep op het vertrouwensbeginsel. Het College oordeelde dat Bpf HiBiN de vrijstelling niet mocht intrekken, omdat dit in strijd was met het vertrouwensbeginsel. RRM had op basis van eerdere communicatie van Bpf HiBiN redelijkerwijs mogen aannemen dat de groepsvoorwaarde niet meer van toepassing was. Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die eerder had geoordeeld dat de intrekking van de vrijstelling onterecht was. De rechtbank had vastgesteld dat Bpf HiBiN onvoldoende had gemotiveerd waarom de intrekking van de vrijstelling gerechtvaardigd was, vooral gezien de belangen van de werknemers van RRM. De uitspraak benadrukt het belang van het vertrouwensbeginsel in bestuursrechtelijke beslissingen en de noodzaak voor een zorgvuldige belangenafweging bij de intrekking van eerder verleende vrijstellingen.