ECLI:NL:CBB:2022:368
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Heffing Diergezondheidsfonds 2018 en de rechtsvormwijziging van een pluimveebedrijf
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 juli 2022, zaaknummer 19/1303, staat de heffing van het Diergezondheidsfonds 2018 centraal. Appellante, een pluimveebedrijf dat zijn rechtsvorm heeft gewijzigd van een eenmanszaak naar een besloten vennootschap, heeft bezwaar gemaakt tegen de heffing van € 5.810,17 die door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is opgelegd. De heffing is vastgesteld op basis van de gewijzigde wetgeving die per 1 januari 2018 van kracht is geworden, waarbij de heffingen voor het Diergezondheidsfonds zijn herzien. Appellante betoogt dat de wijziging van de rechtsvorm niet in aanmerking is genomen en dat dit leidt tot een onevenredige belasting voor haar bedrijf.
Het College heeft vastgesteld dat de heffing is gebaseerd op het aantal dieren dat in de stal is gebracht en dat de wetgever bij de invoering van de nieuwe heffingsstructuur geen rekening heeft gehouden met de specifieke omstandigheden van individuele bedrijven. De appellante heeft niet aangetoond dat de wijziging van de rechtsvorm nadelige gevolgen heeft gehad voor de heffing. Het College oordeelt dat de heffing in overeenstemming is met de wet en dat de appellante niet kan worden vrijgesteld van de heffing op basis van de gewijzigde rechtsvorm.
De uitspraak benadrukt dat de heffing een collectieve verantwoordelijkheid is van de sector en dat alle pluimveehouders, ongeacht hun individuele situatie, bijdragen aan de kosten van de bestrijding van dierziekten. Het College verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.