Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 juni 2022 op het hoger beroep van:
[naam 1] RA, te [plaats 1] ( [naam 1] )
[naam 3] B.V., te [plaats 3] ( [naam 3] ) (hierna gezamenlijk te noemen: [naam 2] c.s.)
Procesverloop in hoger beroep
20 maart 2020, met nummer 19/1398 Wtra AK (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2020:27).
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de accountantskamer
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
De accountantskamer heeft verschillende omstandigheden benoemd die [naam 1] als een bedreiging voor zijn objectiviteit had moeten zien. Zijn enkele stelling dat hij zich niet heeft laten leiden door de advocaat van de provincie en dat hij wist dat [naam 2] c.s. zich door eigen deskundigen lieten bijstaan, is onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden. [naam 1] had de bedreigingen voor zijn objectiviteit moeten onderkennen en overeenkomstig het bepaalde in artikel 21 van de VGBA zo nodig maatregelen moeten treffen, bijvoorbeeld door deze bedreigingen te bespreken en de getroffen maatregelen vast te leggen in zijn rapport. Deze hogerberoepsgrond slaagt niet. De accountantskamer heeft dit klachtonderdeel terecht gegrond verklaard.