In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen V.O.F. [naam 1] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante, een melkveehouderij, heeft beroep ingesteld tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht en de afwijzing van haar verzoek om ontheffing op grond van de Meststoffenwet. De minister had op 13 januari 2018 het fosfaatrecht van appellante vastgesteld op 10.200 kg, wat later werd verhoogd naar 10.280 kg. Appellante stelde dat het fosfaatrechtenstelsel haar onterecht benadeelt en dat zij op de peildatum over de benodigde vergunningen beschikte. Het College oordeelde dat appellante niet kon aantonen dat zij op de peildatum over de benodigde vergunningen beschikte en dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het beroep tegen het eerste bestreden besluit werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond werd verklaard. De griffier werd opgedragen het betaalde griffierecht terug te betalen.