Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 augustus 2021 in de zaak tussen
[naam 1] C.V., te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Op grond van artikel 74, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling is de gemiddelde melkproductie van melkkoeien van landbouwers die op het eigen bedrijf geproduceerde melk zelf verwerken tot eindproducten en landbouwers die minder dan 50 procent van de geproduceerde melk leveren aan een koper als bedoeld in de Regeling superheffing 2008, 7.500 kilogram.
Verder merkt verweerder op dat er op 9 oktober 2019 antwoord is gegeven op Kamervragen (zie Kamerstukken II 2019-2020, 33037, nr. 229) met betrekking tot zelfzuivelaars. Deze vragen zien onder meer op de toepassing van artikel 74, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling en herzieningen bij melkveehouders van wie pas in een later stadium is gebleken dat zij onder de zelfzuivelaarsregeling vallen, zoals het bedrijf van appellante. Uit deze beantwoording volgt eveneens dat deze bepalingen van dwingend recht zijn, zodat verweerder terecht toepassing heeft gegeven aan artikel 74, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling.
Verweerder heeft er ter zitting ook op gewezen dat uit deze Kamerstukken blijkt dat verweerder in het kader van de berekening van de fosfaatrechten in 2016 alle melkveebedrijven heeft benaderd met het verzoek hun gegevens te controleren zoals die bij verweerder stonden geregistreerd. Melkveehouders konden aangeven dat ze meer melk produceren dan bij verweerder stond geregistreerd op basis van melkleveringen aan de fabriek. Deze melkgegevens zijn begin 2018 gebruikt voor het berekenen van de fosfaatrechten en om te bepalen of een melkveehouder onder de zelfzuivelaarscriteria valt. Ten aanzien van een groep melkveehouders werd volgens verweerder pas in een later stadium duidelijk dat zij op basis van hun situatie op 2 juli 2015 onder de zelfzuivelaarsregeling vielen. Deze melkveehouders hebben allen in de loop van 2018 een herbeschikking ontvangen. Een landelijk register of anderszins een overzicht met zelfzuivelaars, hun melkproductie en de toegekende fosfaatrechten houdt verweerder niet bij.
€ 534,- en een wegingsfactor 1) en 1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de nadere zitting (met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het herzieningsbesluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het door appellante voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 345,- te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de door appellante gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 2.938,-.