In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 26 januari 2021, zaaknummer 19/1329, staat de toepassing van de knelgevallenregeling in het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellante, een melkveehouderij, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante werd vastgesteld. De minister had eerder een melding van bijzondere omstandigheden van appellante goedgekeurd, maar het bezwaar van appellante werd ongegrond verklaard. Het College oordeelt dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met de Nitraatrichtlijn en dat er geen sprake is van ongeoorloofde staatssteun. Het College bevestigt dat de knelgevallenregeling correct is toegepast en dat de minister terecht is uitgegaan van de door appellante opgegeven datum van de bijzondere omstandigheid. Appellante heeft niet aangetoond dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legt. Het College benadrukt dat investeringsbeslissingen van melkveehouders risico's met zich meebrengen en dat niet elk vermogensverlies als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last vormt. De beslissing van de minister wordt in stand gehouden, maar het College bepaalt dat het griffierecht aan appellante wordt vergoed en dat verweerder in de proceskosten wordt veroordeeld.