ECLI:NL:CBB:2021:505
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechtenstelsel en individuele lasten voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 18 mei 2021, zaaknummer 20/172, staat de vraag centraal of het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last oplegt aan de appellanten, een melkveehouderij. De appellanten, Landbouwbedrijf [naam 1] V.O.F. en Agri Investments B.V., hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin hun fosfaatrecht is vastgesteld op 4.360 kg. De appellanten stellen dat het fosfaatrechtenstelsel hun recht op eigendom aantast en dat zij door de maatregelen gedwongen worden om runderen te verkopen, wat hen in een ongunstige positie plaatst. Ze voeren aan dat de verplaatsing van hun bedrijf naar een nieuwe locatie noodzakelijk was vanwege gezondheidsproblemen van een vennoot en dat zij tijdig over de benodigde vergunningen beschikten.
Het College oordeelt dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel hen een individuele en buitensporige last oplegt. Het College wijst erop dat de appellanten bij hun investeringsbeslissingen rekening hadden moeten houden met de afschaffing van het melkquotum en de te verwachten maatregelen. De investeringen die de appellanten hebben gedaan, zijn niet navolgbaar in het licht van de omstandigheden en de waarschuwingen die eerder zijn gegeven. Het College concludeert dat de bescherming van het milieu en de volksgezondheid zwaarder weegt dan de belangen van de appellanten, en dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen.
De uitspraak benadrukt dat niet ieder vermogensverlies als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last vormt en dat de appellanten zelf de risico's van hun investeringsbeslissingen dragen. Het beroep van de appellanten wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.