ECLI:NL:CBB:2021:500
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel in relatie tot individuele lasten voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 mei 2021, zaaknummer 20/2, werd het fosfaatrechtenstelsel beoordeeld in het licht van de rechten van een melkveehouder. Appellante, een stille maatschap, had beroep ingesteld tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had het fosfaatrecht vastgesteld op 4.294 kg, wat later werd verhoogd naar 4.303 kg. Appellante betoogde dat het fosfaatrechtenstelsel haar eigendomsrecht aantastte en dat zij een individuele en buitensporige last ondervond door de beperkingen die het stelsel met zich meebracht. Ze voerde aan dat de beëindiging van haar vleeskalkoentak, na het overlijden van haar zoon in 2010, en de daaropvolgende uitbreiding van haar melkveebedrijf niet voldoende was onderbouwd door de minister.
Het College oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Het College wees erop dat het fosfaatrechtenstelsel op regelingsniveau verenigbaar is met de bescherming van eigendom en dat de belangen van het milieu en de volksgezondheid zwaarder wegen dan de belangen van de appellante. De investeringen die appellante had gedaan, werden gezien als ondernemersrisico's, en het College concludeerde dat de beslissingen van appellante om uit te breiden niet navolgbaar waren, gezien de afschaffing van het melkquotum en de te verwachten maatregelen. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.