In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 april 2021 uitspraak gedaan in het beroep van Melkveebedrijf [naam 1] V.O.F. tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de vaststelling van het fosfaatrecht van appellante op basis van de Meststoffenwet. Appellante stelde dat het fosfaatrechtenstelsel geen grondslag vindt in de Nitraatrichtlijn en leidt tot ongeoorloofde staatssteun. Ook voerde zij aan dat het fosfaatrecht te laag was vastgesteld omdat verweerder van onjuiste melkproductie en dieraantallen was uitgegaan. Het College oordeelde dat de beroepsgronden niet slagen. Appellante beschikte op de peildatum 2 juli 2015 niet over de benodigde Nbw-vergunning, wat haar investeringen in de uitbreiding van het melkveebedrijf problematisch maakte. Het College concludeerde dat de beslissing van verweerder zorgvuldig was en dat het fosfaatrechtenstelsel geen individuele en buitensporige last op appellante legde. Het beroep werd ongegrond verklaard, maar het College bepaalde wel dat het door appellante betaalde griffierecht aan haar wordt vergoed en dat verweerder in de proceskosten wordt veroordeeld.