ECLI:NL:CBB:2021:413
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Schadevergoedingsuitspraak
- W.C.E. Winfield
- N.C.H. Vrijsen
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de startersregeling in de Meststoffenwet: beoordeling van individuele en buitensporige lasten voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 april 2021, zaaknummer 19/1239, werd het beroep van appellante, een melkveehouderij, tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ongegrond verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht, dat was vastgesteld op 3.120 kg, en voerde aan dat zij recht had op de startersregeling, omdat zij haar bedrijf had verplaatst en uitgebreid. Het College oordeelde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van de startersregeling, omdat zij niet tussen 1 januari 2014 en 2 juli 2015 was gestart met de melkproductie. Het College benadrukte dat de investeringsbeslissingen van appellante, genomen in de periode 2012-2014, niet navolgbaar waren gezien de afschaffing van het melkquotum en de daarmee samenhangende productiebeperkingen. De gevolgen van haar ondernemerskeuzes dienden voor haar rekening te blijven. Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 1.500,- voor appellante, te verdelen tussen de minister en de Staat. Het College concludeerde dat er geen sprake was van een individuele en buitensporige last en dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd was.