ECLI:NL:CBB:2021:290
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel in relatie tot individuele en buitensporige lasten voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 maart 2021, zaaknummer 19/1356, staat de beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellant, een melkveehouder, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn fosfaatrecht op 0 kg is vastgesteld. De minister had eerder een melding van bijzondere omstandigheden van appellant afgewezen, wat leidde tot het bestreden besluit. Appellant stelt dat het fosfaatrechtenstelsel zijn eigendomsrecht aantast en dat hij een individuele en buitensporige last ondervindt door de regelgeving. Hij voert aan dat zijn investeringen in de melkveehouderij zijn gedaan op basis van verwachtingen die hij had over de regelgeving en dat hij hierdoor in financiële problemen is gekomen.
Het College overweegt dat de last die appellant ervaart niet als buitensporig kan worden aangemerkt. Het fosfaatrechtenstelsel is op regelingsniveau verenigbaar met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EP). Het College wijst erop dat appellant zijn investeringsbeslissingen heeft genomen in een periode waarin het fosfaatrechtenstelsel voorzienbaar was. De beslissing om over te schakelen van vleesvee naar melkvee wordt niet als een bijzondere omstandigheid gezien, omdat appellant zelf verantwoordelijk is voor de risico's die voortvloeien uit zijn ondernemersbeslissingen. Het College concludeert dat de belangen van het milieu en de volksgezondheid zwaarder wegen dan de belangen van appellant, en verklaart het beroep ongegrond.