Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2021 in de zaak tussen
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
,acht het College die beslissingen, mede bezien in het licht van de afschaffing van het melkquotum en de maatregelen die in verband met die afschaffing te verwachten waren en waarover het College in de uitspraak van 23 juli 2019 (onder 6.7.5.4) heeft geoordeeld, niet navolgbaar. Dat de uitbreiding is aangegaan om het bedrijf toekomstbestendig te maken, zoals ter zitting is verklaard, kan niet worden aangemerkt als bijzondere omstandigheid (zie vergelijkbaar de uitspraak van het College van 28 januari 2020, ECLI:NL:CBB:2020:46, onder 6.5). Op het tijdstip waarop de investeringen zijn gedaan en de financiële verplichtingen zijn aangegaan, waren de productiebeperkende maatregelen reeds voorzienbaar. Vanaf 2009 waren maatregelen te verwachten in verband met de afschaffing van het melkquotum. Het had voor melkveehouders al vanaf het moment dat bekend werd dat het melkquotum zou worden afgeschaft en bijgevolg een einde zou komen aan de begrenzing van mestproductie van rundvee, redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat een ongeremde groei van de melkveehouderij niet mogelijk was en dat in verband met die afschaffing maatregelen te verwachten waren. Vanaf 2013 is gewaarschuwd dat (dreigende) overschrijding van het fosfaatproductieplafond kon leiden tot productiebeperkende maatregelen, waaronder dierrechten. Ook daarna zijn in aanloop naar de afschaffing van het melkquotum nog verschillende soortgelijke waarschuwingen vanuit de markt en de overheid gevolgd. Appellante had daarom ten tijde van haar uitbreidingsplannen een zekere mate van voorzichtigheid kunnen en moeten betrachten en zich moeten realiseren dat de uitbreiding voor haar meer dan de gebruikelijke ondernemersrisico’s met zich zou brengen (zie vergelijkbaar de uitspraak van het College van 21 juli 2020, ECLI:NL:CBB:2020:484, onder 6.2.7). Vertraging van de uitbreiding door een dierziekte maakt dit niet anders. Een dergelijke gebeurtenis behoort tot het ondernemersrisico. Nu de beslissingen tot investeren en het aangaan van financiële verplichtingen in verband met de uitbreiding, niet navolgbaar zijn, komt het College niet toe aan de beoordeling van de financiële gevolgen daarvan.