ECLI:NL:CBB:2021:128
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de Regeling fosfaatreductieplan 2017 en de gevolgen voor melkveehouderij
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 februari 2021, zaaknummer 19/1686, staat de Regeling fosfaatreductieplan 2017 centraal. Appellante, een melkveehouder, heeft bezwaar gemaakt tegen de opgelegde heffingen op basis van deze regeling. De heffingen zijn opgelegd omdat appellante meer melkvee hield dan het referentieaantal dat door de overheid was vastgesteld. De Regeling is bedoeld om de fosfaatproductie te beperken en is in werking getreden op 1 maart 2017. Appellante betoogde dat zij door eenmalige en tijdelijke verpachting van grond niet grondgebonden was en dat zij recht had op compensatie. Het College oordeelde echter dat er geen sprake was van eenmalige en tijdelijke verpachting, omdat appellante ook in voorgaande jaren grond had verpacht. Hierdoor was er geen aanleiding voor compensatie.
Daarnaast betoogde appellante dat de Regeling in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, omdat de inbreuk op haar eigendomsrecht niet gerechtvaardigd zou zijn. Het College oordeelde dat de Regeling noodzakelijk was om de derogatie te behouden en dat de inbreuk op het eigendomsrecht voorzienbaar was. Appellante kon niet aantonen dat zij een individuele en buitensporige last te dragen had door de toepassing van de Regeling. Het College concludeerde dat de belangen van de melkveesector bij het behoud van de derogatie zwaarder wogen dan de belangen van appellante. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard.