ECLI:NL:CBB:2021:12
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Meststoffenwet en fosfaatrechten in de melkveehouderij
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveehouderij en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van fosfaatrechten. De appellante, een melkveehouderij, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister waarin het fosfaatrecht op 5.278 kg was vastgesteld, gebaseerd op de dieraantallen op de peildatum van 2 juli 2015. De appellante stelde dat haar fosfaatrecht te laag was vastgesteld en dat er bijzondere omstandigheden waren die niet in aanmerking waren genomen, zoals ziekte van de ondernemer en dierziekte.
Het College oordeelde dat de minister artikel 23 van de Meststoffenwet correct had toegepast. De minister had de dieraantallen op de peildatum als uitgangspunt genomen en de knelgevallenregeling niet van toepassing verklaard, omdat de 5%-drempel niet werd gehaald. De appellante had niet aangetoond dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legde. Het College concludeerde dat de investeringsbeslissingen van de appellante niet navolgbaar waren, gezien de bekendheid met de afschaffing van het melkquotum en de daarmee samenhangende risico's.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van melkveehouders om bij investeringen rekening te houden met de regelgeving en de risico's die daarmee gepaard gaan. Het beroep van de appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.