Anders dan appellante meent, blijkt niet uit het StAB-rapport dat op basis van in 2016-2017 gemeten PAL-waarden en/of Pw-waarden de fosfaattoestand van de bodem in 2015 afgeleid kan worden. Daarvoor zijn, zo blijkt uit het rapport, ook eerdere, voor 2015,
gemeten PAL-waarden en/of Pw-waarden nodig. Het is daarbij niet noodzakelijk dat zowel een eerdere PAL-waarde als een eerdere Pw-waarde bekend is; één van beide volstaat om – gelet op het verband tussen de PAL-waarde en de Pw-waarde – de andere waarde te schatten en vervolgens een schatting te maken van de fosfaattoestand van de bodem in 2015. Wel geldt als uitdrukkelijke voorwaarde dat de grondmonsters van voor 2015 en na 2015 op hetzelfde perceel betrekking hebben (zie blz. 12 van het StAB-rapport).
Op de door het College in aan de StAB voorgelegde vraag of een PAL-waarde, gemeten in het jaar 2016, iets kan zeggen over wat de PAL-waarde van een perceel in 2015 is geweest, luidt het antwoord (zie vraag 6.3, blz. 16 van het StAB-rapport):
“Ja, dat kan in de voorliggende kwestie. Omdat van hetzelfde perceel uit 2016 zowel Pw als P-AL bekend zijn, en uit 2013 Pw bekend is, kan op basis van het verhoudingsgetal Pw/P-AL uit 2016 de P-AL-waarde in 2013 worden geschat en - binnen de systematiek van het fosfaatrechtenstelsel - daarmee ook voor 2015.”
Hier wordt dus herhaald dat een bekende PAL-waarde en/of Pw-waarde van voor 2015 en van hetzelfde perceel, vereist is om in combinatie met na 2015 gemeten waarde(n) een schatting te maken van de fosfaattoestand van de bodem in 2015. Dat het aannemelijk wordt geacht dat de in de tijd opvolgende waarden van eenzelfde perceel, binnen een zekere bandbreedte en in een bepaalde lijn met elkaar liggen, en geen grote afwijkingen ten opzichte van elkaar vertonen, oftewel, dat de fosfaattoestand, behoudens ingrijpende wijzigingen in de fysieke toestand van het perceel, in de tijd niet sterk verandert (blz. 11 van het StAB-rapport), doet hier niet aan af.