ECLI:NL:CBB:2020:909
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrechtenstelsel en motiveringsgebrek in het kader van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveehouderij en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van fosfaatrechten. Appellante, een melkveehouderij, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister waarin het fosfaatrecht was vastgesteld op 9.206 kg, gebaseerd op de dieraantallen op 2 juli 2015. Appellante betoogde dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EP) en dat het een individuele en buitensporige last op haar legde. Tevens werd gesteld dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was.
Het College overwoog dat het betoog van appellante faalde. Het fosfaatrechtenstelsel was niet in strijd met het EP, en appellante had niet aangetoond dat het stelsel een buitensporige last op haar legde. Het College benadrukte dat de investeringsbeslissingen van appellante, zoals de aankoop van melkrobots en de bouw van een nieuwe stal, ondernemersrisico's met zich meebrachten. De beslissing om uit te breiden was niet navolgbaar gezien de omstandigheden en het tijdstip van de investeringen. Het College concludeerde dat de belangen van het milieu en de volksgezondheid zwaarder wogen dan de belangen van appellante, en dat het bestreden besluit niet in strijd was met de wet.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. I.M. Ludwig, met mr. M. Khababi als griffier.