ECLI:NL:CBB:2020:860
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel in het kader van de Meststoffenwet en de gevolgen voor een melkveehouder
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 november 2020, zaaknummer 19/219, werd het beroep van een melkveehouder tegen het fosfaatrechtenstelsel behandeld. De appellant, een melkveehouder die zijn bedrijf in [plaats] exploiteert, had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellant stelde dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd was met de Nitraatrichtlijn en dat het hem een individuele en buitensporige last oplegde. Hij had in 2012 en 2013 vergunningen aangevraagd, maar pas eind 2014 geïnvesteerd in de bouw van een nieuwe stal, waardoor hij op de peildatum niet volledig gebruik maakte van zijn stalcapaciteit.
Het College oordeelde dat de beroepsgronden van de appellant niet slagen. Het fosfaatrechtenstelsel is volgens het College niet in strijd met de Nitraatrichtlijn en de appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat het stelsel een buitensporige last op hem legt. De investeringen die de appellant heeft gedaan, vallen onder zijn ondernemersrisico. Het College benadrukte dat de appellant, ondanks waarschuwingen over de gevolgen van de afschaffing van het melkquotum, pas laat zijn uitbreiding heeft gerealiseerd. De belangen van het milieu en de volksgezondheid wegen zwaarder dan de belangen van de appellant. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.