ECLI:NL:CBB:2020:791
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en startersregeling in de Meststoffenwet: beoordeling van de status van een melkveehouderij na bedrijfsovername
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 3 november 2020, zaaknummer 19/787, staat de beoordeling van fosfaatrechten en de startersregeling in de Meststoffenwet centraal. Appellant, een melkveehouder, had zijn bedrijf in 2013 verkocht en een nieuw bedrijf gekocht in [plaats 1]. Hij stelde dat hij recht had op extra fosfaatrechten op basis van de startersregeling, omdat hij een nieuw bedrijf was gestart. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had echter vastgesteld dat appellant zijn onderneming had voortgezet op een nieuwe locatie en dat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor de startersregeling. Het College oordeelde dat de vergunningen voor de melkveehouderij op de nieuwe locatie eerder waren verleend aan een andere exploitant en dat de wijziging van de tenaamstelling geen nieuw bedrijf creëerde. Appellant had niet aangetoond dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op hem legde. Het College concludeerde dat de investeringsbeslissing van appellant niet navolgbaar was, gezien de afschaffing van het melkquotum en de te verwachten maatregelen. De beroepsgrond van appellant werd ongegrond verklaard, en het College oordeelde dat de belangen van het fosfaatrechtenstelsel zwaarder wogen dan die van appellant.