Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige van 23 juli 2019 in de zaak tussen
maatschap [naam 1] en [naam 2] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
[naam 1] en [naam 2]
Overwegingen
2 juli 2015 de productie van fosfaat van melkvee minimaal 5% lager was als gevolg van deze bijzondere omstandigheid. Hiertoe heeft verweerder de gegevens op de peildatum van
2 juli 2015 vergeleken met de gegevens en dieraantallen op 1 augustus 2013, dat is de datum waarop appellante te maken kreeg met de dierziekte op haar bedrijf. Op 2 juli 2015 is het aantal fosfaatrechten zonder generieke korting 7.658,4 kg, terwijl op basis van de gegevens op
1 augustus 2013 (met 126 melk- en kalfkoeien en 98 stuks jongvee) het fosfaatrecht zonder generieke korting op 6.852,3 kg en dus lager zou uitkomen. Voorts heeft verweerder uiteengezet dat bouwwerkzaamheden in de vorm van uitbreiding niet onder de knelgevallenregeling vallen. Tot slot heeft verweerder uiteengezet dat appellante niet in aanmerking komt voor een ophoging van haar fosfaatrecht, omdat geen sprake is van een nieuw gestart bedrijf.
2 juli 2015. Bij de beoordeling of het fosfaatrecht van appellante minimaal 5% lager is door dierziekte (de 5%-drempel), is verweerder dus terecht uitgegaan van de dieraantallen in 2013 en niet, zoals door appellante bepleit, van die van 2015. Dat appellante geen uitbreider is maar bij haar slechts sprake is van geringe groei, maakt dit niet anders (zie ook de uitspraak van
9 juli 2019, ECLI:NL:CBB:2019:278, r.o. 4). Verweerder heeft dan ook terecht de 12 afgevoerde melkkoeien en de 7 stuks jongvee in zoverre niet in genoemde beoordeling meegenomen. Overigens heeft verweerder in het verweerschrift gemotiveerd uiteengezet dat, voor zover ervan moet worden uitgegaan dat de dierziekte in februari 2015 heerste op het bedrijf van appellante en van de alternatieve peildatum 1 februari 2015 moet worden uitgegaan, appellante evenmin aan evenbedoelde 5%-drempel voldoet. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 512,-.