In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 8 september 2020, zaaknummer 18/660, staat de beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellante, een melkveehouderij, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar fosfaatrecht werd vastgesteld. De appellante stelt dat het fosfaatrechtenstelsel haar eigendomsrecht aantast en dat zij een individuele en buitensporige last draagt door de regelgeving die in 2018 van kracht werd. Het College overweegt dat appellante in beginsel zelf de risico's van haar investeringsbeslissingen draagt en dat de uitbreiding van haar bedrijf niet navolgbaar was gezien de afschaffing van het melkquotum en de daarmee samenhangende maatregelen. Het College concludeert dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last op haar legt. De beslissing van de minister wordt dan ook in stand gehouden, maar het College bepaalt dat het griffierecht aan appellante wordt vergoed en dat verweerder in de proceskosten wordt veroordeeld. De totale kostenvergoeding bedraagt € 2.577,20.