In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 september 2020, zaaknummer 17/1407, staat de subsidievaststelling op basis van de Regeling LNV-subsidies centraal. Appellante, een stichting, had een subsidie aangevraagd voor een project gericht op duurzame ontwikkeling van visserijgebieden. Het primaire besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat de subsidie vaststelde op € 5.641,- en € 45.134,- aan te veel uitgekeerde voorschotten terugvorderde, werd gedeeltelijk herroepen in het bestreden besluit. Appellante ging in beroep tegen dit besluit, waarbij het College prejudiciële vragen stelde aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het Hof oordeelde dat eigen bijdragen van derden als subsidiabele kosten moeten worden aangemerkt, wat het College in deze uitspraak bevestigde. Het bestreden besluit werd vernietigd, en verweerder werd opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellante. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 2.000,-, waarvan € 105,26 door verweerder en € 1.894,74 door de Staat der Nederlanden aan appellante moest worden betaald. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 1.575,-.