Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 juni 2015 in de zaak tussen
Stichting [naam 1] ( [naam 1] ), te [plaats 1] ,
(gemachtigde: [naam 2] ) en
Stichting [naam 3] ( [naam 3] ), te [plaats 2]
(gemachtigden: [naam 4] en [naam 5] ), hierna ook: appellanten
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
€ 75.962,-. Het geschil beperkt zich nog tot de vraag tot welk moment wettelijke rente over dit bedrag moet worden vergoed. Het College overweegt hierover dat nu de nabetaling het gevolg is van een beschikking tot betaling als gevolg van een ingesteld beroep, die een eerdere gedeeltelijk afwijzende beschikking tot betaling vervangt, sprake is van een betaling in de zin van artikel 4:102, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een redelijke toepassing van deze bepaling brengt met zich dat wettelijke rente over de nabetaling is verschuldigd tot de dag van algehele voldoening.
Beslissing
- draagt verweerder op over het na te betalen bedrag van € 75.962,- wettelijke rente te
vergoeden tot de dag van algehele voldoening van dit bedrag;
mr. C.J. Waterbolk, in aanwezigheid van mr. A. Graefe, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2015.